Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. witten:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for witten from Dutch to English

witten:

witten verb (wit, witte, witten, gewit)

  1. witten (sausen; kalken)
    to whitewash
    • whitewash verb (whitewashes, whitewashed, whitewashing)

Conjugations for witten:

o.t.t.
  1. wit
  2. wit
  3. wit
  4. witten
  5. witten
  6. witten
o.v.t.
  1. witte
  2. witte
  3. witte
  4. witten
  5. witten
  6. witten
v.t.t.
  1. heb gewit
  2. hebt gewit
  3. heeft gewit
  4. hebben gewit
  5. hebben gewit
  6. hebben gewit
v.v.t.
  1. had gewit
  2. had gewit
  3. had gewit
  4. hadden gewit
  5. hadden gewit
  6. hadden gewit
o.t.t.t.
  1. zal witten
  2. zult witten
  3. zal witten
  4. zullen witten
  5. zullen witten
  6. zullen witten
o.v.t.t.
  1. zou witten
  2. zou witten
  3. zou witten
  4. zouden witten
  5. zouden witten
  6. zouden witten
diversen
  1. wit!
  2. wit!
  3. gewit
  4. wittend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for witten:

NounRelated TranslationsOther Translations
whitewash witkalk; witsel
VerbRelated TranslationsOther Translations
whitewash kalken; sausen; witten schoonwassen

Wiktionary Translations for witten:

witten
verb
  1. -