Dutch
Detailed Translations for zinder from Dutch to English
zinderen:
-
zinderen
Conjugations for zinderen:
o.t.t.
- zinder
- zindert
- zindert
- zinderen
- zinderen
- zinderen
o.v.t.
- zinderde
- zinderde
- zinderde
- zinderden
- zinderden
- zinderden
v.t.t.
- heb gezinderd
- hebt gezinderd
- heeft gezinderd
- hebben gezinderd
- hebben gezinderd
- hebben gezinderd
v.v.t.
- had gezinderd
- had gezinderd
- had gezinderd
- hadden gezinderd
- hadden gezinderd
- hadden gezinderd
o.t.t.t.
- zal zinderen
- zult zinderen
- zal zinderen
- zullen zinderen
- zullen zinderen
- zullen zinderen
o.v.t.t.
- zou zinderen
- zou zinderen
- zou zinderen
- zouden zinderen
- zouden zinderen
- zouden zinderen
diversen
- zinder!
- zindert!
- gezinderd
- zinderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for zinderen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
vibrate with heat | zinderen |