Dutch
Detailed Translations for zoenend from Dutch to English
zoenen:
-
zoenen (kussen)
Conjugations for zoenen:
o.t.t.
- zoen
- zoent
- zoent
- zoenen
- zoenen
- zoenen
o.v.t.
- zoende
- zoende
- zoende
- zoenden
- zoenden
- zoenden
v.t.t.
- heb gezoend
- hebt gezoend
- heeft gezoend
- hebben gezoend
- hebben gezoend
- hebben gezoend
v.v.t.
- had gezoend
- had gezoend
- had gezoend
- hadden gezoend
- hadden gezoend
- hadden gezoend
o.t.t.t.
- zal zoenen
- zult zoenen
- zal zoenen
- zullen zoenen
- zullen zoenen
- zullen zoenen
o.v.t.t.
- zou zoenen
- zou zoenen
- zou zoenen
- zouden zoenen
- zouden zoenen
- zouden zoenen
diversen
- zoen!
- zoent!
- gezoend
- zoenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for zoenen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
kiss | biljartballenbosting; klots; kus; smakker; zoen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
kiss | kussen; zoenen |