Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. excuus:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for excuus from Dutch to Spanish

excuus:

excuus [het ~] noun

  1. het excuus (verontschuldiging; reden; verschoning; pardon)
    la excusa; la disculpa; la justificaciones; la justificación
  2. het excuus (smoes; voorwendsel; uitvlucht)
    el pretexto; el subterfugio

Translation Matrix for excuus:

NounRelated TranslationsOther Translations
disculpa excuus; pardon; reden; verontschuldiging; verschoning pardon; sorry
excusa excuus; pardon; reden; verontschuldiging; verschoning pardon; smoesje; sorry; vergoelijking; vleug
justificaciones excuus; pardon; reden; verontschuldiging; verschoning
justificación excuus; pardon; reden; verontschuldiging; verschoning afrekening; afrekening in het criminele circuit; deugdelijkheid van argumentatie; gegrondheid; geldigheid; gerechtigdheid; justificatie; legitimiteit; rechtvaardiging; rekenschap; verantwoording; verdedigbaarheid; wettigheid
pretexto excuus; smoes; uitvlucht; voorwendsel dekmantel; façade; masker; rijsnelheid; schijn; smoesje; voorkomen; voorwending
subterfugio excuus; smoes; uitvlucht; voorwendsel schone luier; verschoning; voorwending
- verontschuldiging

Synonyms for "excuus":


Related Definitions for "excuus":

  1. wat je zegt als je ergens spijt van hebt1
    • hij bood zijn excuses aan1

Wiktionary Translations for excuus:

excuus
noun
  1. de verontschuldiging

Cross Translation:
FromToVia
excuus excusa excuse — explanation designed to avoid or alleviate guilt or negative judgement
excuus disculpa; excusa; pretexto; justificante EntschuldigungÄußerung des Bedauerns eines eigenen Fehlers
excuus excusa; disculpa; achaque excuseraison que l’on alléguer pour expliquer ou atténuer une faute.