Dutch
Detailed Translations for ondergaan from Dutch to Spanish
ondergaan:
-
ondergaan (onder water gaan; zinken)
-
ondergaan (te gronde gaan; ten ondergaan)
-
ondergaan (in elkaar storten; bezwijken; te gronde gaan)
derrumbarse-
derrumbarse verb
-
Conjugations for ondergaan:
o.t.t.
- onderga
- ondergaat
- ondergaat
- ondergaan
- ondergaan
- ondergaan
o.v.t.
- onderging
- onderging
- onderging
- ondergingen
- ondergingen
- ondergingen
v.t.t.
- heb ondergaan
- hebt ondergaan
- heeft ondergaan
- hebben ondergaan
- hebben ondergaan
- hebben ondergaan
v.v.t.
- had ondergaan
- had ondergaan
- had ondergaan
- hadden ondergaan
- hadden ondergaan
- hadden ondergaan
o.t.t.t.
- zal ondergaan
- zult ondergaan
- zal ondergaan
- zullen ondergaan
- zullen ondergaan
- zullen ondergaan
o.v.t.t.
- zou ondergaan
- zou ondergaan
- zou ondergaan
- zouden ondergaan
- zouden ondergaan
- zouden ondergaan
diversen
- onderga!
- ondergaat!
- ondergaan
- ondergaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for ondergaan:
Wiktionary Translations for ondergaan:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• ondergaan | → permanecer; quedar | ↔ abide — to endure |
• ondergaan | → soportar; resistir; aguantar | ↔ bear — put up with |
• ondergaan | → vivir; experimentar | ↔ experience — to observe or undergo |
• ondergaan | → poner | ↔ set — of a heavenly body: to disappear below the horizon |
• ondergaan | → experimentar | ↔ undergo — to experience |
• ondergaan | → sufrir; soportar | ↔ undergo — to suffer or endure |
• ondergaan | → sufrir; padecer | ↔ erleiden — etwas körperlich oder seelisch Unangenehmes erleben; eine unangenehme Erfahrung machen |
• ondergaan | → sufrir; padecer | ↔ endurer — souffrir, supporter avec fermeté, constance. |
• ondergaan | → perecer | ↔ périr — prendre fin ; cesser d’être. |
• ondergaan | → padecer | ↔ souffrir — sentir de la douleur. |