Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. schermen:
  2. scherm:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for schermen from Dutch to Spanish

schermen:

schermen verb (scherm, schermt, schermde, schermden, geschermd)

  1. schermen

Conjugations for schermen:

o.t.t.
  1. scherm
  2. schermt
  3. schermt
  4. schermen
  5. schermen
  6. schermen
o.v.t.
  1. schermde
  2. schermde
  3. schermde
  4. schermden
  5. schermden
  6. schermden
v.t.t.
  1. heb geschermd
  2. hebt geschermd
  3. heeft geschermd
  4. hebben geschermd
  5. hebben geschermd
  6. hebben geschermd
v.v.t.
  1. had geschermd
  2. had geschermd
  3. had geschermd
  4. hadden geschermd
  5. hadden geschermd
  6. hadden geschermd
o.t.t.t.
  1. zal schermen
  2. zult schermen
  3. zal schermen
  4. zullen schermen
  5. zullen schermen
  6. zullen schermen
o.v.t.t.
  1. zou schermen
  2. zou schermen
  3. zou schermen
  4. zouden schermen
  5. zouden schermen
  6. zouden schermen
en verder
  1. ben geschermd
  2. bent geschermd
  3. is geschermd
  4. zijn geschermd
  5. zijn geschermd
  6. zijn geschermd
diversen
  1. scherm!
  2. schermt!
  3. geschermd
  4. schermende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for schermen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
esgrimir schermen zwaaien met
practicar la esgrima schermen

Related Words for "schermen":


Wiktionary Translations for schermen:


Cross Translation:
FromToVia
schermen esgrima fencing — sport

scherm:

scherm [het ~] noun

  1. het scherm
    la pantalla

Translation Matrix for scherm:

NounRelated TranslationsOther Translations
pantalla scherm beeldscherm; monitor; stroman

Related Words for "scherm":


Wiktionary Translations for scherm:

scherm
noun
  1. 1. een monitor van een technisch toestel

Cross Translation:
FromToVia
scherm escudo shield — anything which protects or defends
scherm sombrilla; paraguas ombrelle — Petit parasol dont se servent surtout les femmes.

External Machine Translations: