Noun | Related Translations | Other Translations |
caída
|
instorting; neervallen
|
afname; het verliezen; ineenstorten; instorten; inzakking; minder worden; verlies; vermindering
|
colapso
|
debacle; ineenstorting; ineenzakking; instorting; neervallen
|
inzakking
|
derrota
|
debacle; ineenstorting; ineenzakking; instorting
|
afgang; debacle; echec; fiasco; flop; het verliezen; mislukking; misser; nederlaag; ondergang; overwonnen-worden; teloorgang; tenondergang; val; verlies
|
derrumbamiento
|
debacle; ineenstorting; ineenzakking; instorting; neervallen
|
ineenstorten; instorten; inzakking; omhalen
|
derrumbe
|
debacle; ineenstorting; ineenzakking; instorting; neervallen
|
inzakking
|
desastre
|
debacle; ineenstorting; ineenzakking; instorting
|
broddelwerk; catastrofe; ellende; farce; gebrek; gelazer; gemekker; gevaar; gezanik; gezeur; handicap; kladwerk; knoeiwerk; knutselwerk; kommer; kwel; lichaamsgebrek; malheur; misère; moeilijkheden; narigheid; nood; noodtoestand; ongeluk; onheil; onheilsdreiging; onspoed; pech; prutswerk; ramp; rampspoed; schertsvertoning; tegenslag; tegenspoed; terugslag; trammelant
|
desmoronamiento
|
instorting; neervallen
|
bouwvalligheid; inzakking
|
desplome
|
debacle; ineenstorting; ineenzakking; instorting
|
inzakking
|
hundimiento
|
instorting; neervallen
|
achteruitgang; inzakking; inzinken; inzinking; uitzakking; verzakking; wegzinken
|
ruina
|
debacle; ineenstorting; ineenzakking; instorting
|
annuleren; annulering; bende; bouwval; chaos; debacle; heksenketel; inzakking; keet; nietigverklaring; ondergang; ongeldig verklaren; puinhoop; puinzooi; regelloosheid; rommel; rotzooi; ruïne; teloorgang; tenietdoening; tenondergang; troep; val; wanorde; wanordelijkheid; zooi; zootje
|
Modifier | Related Translations | Other Translations |
desastre
|
|
knudde
|