Dutch

Detailed Translations for kruid from Dutch to Spanish

kruid:

kruid [het ~] noun

  1. het kruid (specerij; kruiderij)
    la especias; la especia

Translation Matrix for kruid:

NounRelated TranslationsOther Translations
especia kruid; kruiderij; specerij
especias kruid; kruiderij; specerij kruiden; kruiderij; smaakmaker

Related Words for "kruid":

  • kruidden, kruidje, kruidjes

Related Definitions for "kruid":

  1. plant die dient als geneesmiddel of als smaakstof in het eten1
    • heb je al kruiden op het vlees gedaan?1

Wiktionary Translations for kruid:

kruid
noun
  1. voeding|nld aromatische plant

Cross Translation:
FromToVia
kruid condimento condiment — something used to enhance flavor
kruid hierba herb — plant used to flavour food
kruid especia spice — plant matter used to season or flavour food
kruid hierba; yerba; yerba forrajera herbe — botan|fr (sens strict) Un végétal vert, monocotylédone ou dicotylédone, à tige fine et molle car non ligneuse (pas un tronc ni une stipe), vivace ou annuel, et qui perd tiges et feuilles en hiver.
kruid especia épice — Condiment aromatique

kruid form of kruiden:

kruiden [de ~] noun, plural

  1. de kruiden (specerijen; smaakstoffen)
  2. de kruiden (kruiderij)
    la hierbas; la especias; la yerbas

kruiden verb (kruid, kruidt, kruidde, kruidden, gekruid)

  1. kruiden (kruiden toevoegen)

Conjugations for kruiden:

o.t.t.
  1. kruid
  2. kruidt
  3. kruidt
  4. kruiden
  5. kruiden
  6. kruiden
o.v.t.
  1. kruidde
  2. kruidde
  3. kruidde
  4. kruidden
  5. kruidden
  6. kruidden
v.t.t.
  1. heb gekruid
  2. hebt gekruid
  3. heeft gekruid
  4. hebben gekruid
  5. hebben gekruid
  6. hebben gekruid
v.v.t.
  1. had gekruid
  2. had gekruid
  3. had gekruid
  4. hadden gekruid
  5. hadden gekruid
  6. hadden gekruid
o.t.t.t.
  1. zal kruiden
  2. zult kruiden
  3. zal kruiden
  4. zullen kruiden
  5. zullen kruiden
  6. zullen kruiden
o.v.t.t.
  1. zou kruiden
  2. zou kruiden
  3. zou kruiden
  4. zouden kruiden
  5. zouden kruiden
  6. zouden kruiden
en verder
  1. ben gekruid
  2. bent gekruid
  3. is gekruid
  4. zijn gekruid
  5. zijn gekruid
  6. zijn gekruid
diversen
  1. kruid!
  2. kruidt!
  3. gekruid
  4. kruidend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for kruiden:

NounRelated TranslationsOther Translations
condimento kruiden; smaakstoffen; specerijen aanmaken; bereiden; bereiding; kruiderij; smaakmaker; toebereiding; trendsetters
especias kruiden; kruiderij kruid; kruiderij; smaakmaker; specerij
hierbas kruiden; kruiderij smaakmaker
sabor kruiden; smaakstoffen; specerijen smaak; smaakstof; smaakwaarneming; ziel
substancia aromática degustativa kruiden; smaakstoffen; specerijen smaakstof
yerbas kruiden; kruiderij
VerbRelated TranslationsOther Translations
sazonar kruiden; kruiden toevoegen rijp worden; rijpen

Wiktionary Translations for kruiden:

kruiden
verb
  1. specerij bij een gerecht doen

Cross Translation:
FromToVia
kruiden condimento; especia GewürzPflanzenteile (besonders von Kraut), die gemahlen oder ganz einer Speise beigemengt werden, um ihren Geschmack zu verbessern
kruiden adobar; aliñar; condimentar; sazonar season — to flavour food
kruiden aliñar; condimentar; sazonar; aderezar spice — to add spice or spices to
kruiden sazonar assaisonner — En cuisine
kruiden hierbas aromáticas fines herbes — (cuisine) herbes menues qui se mettent sur la salade ou qui s’emploient dans les ragoûts, comme l’estragon, le cerfeuil, le persil, la pimprenelle, etc.