Summary
Dutch to Spanish: more detail...
- verkleinen:
-
Wiktionary:
- verkleinend → diminutivo
- verkleinen → reducir, empequeñecer
- verkleinen → achicar, acercarse, acortar, disminuir
Dutch
Detailed Translations for verkleinend from Dutch to Spanish
verkleinen:
-
verkleinen (kleiner maken; minimaliseren)
-
verkleinen (kleiner maken)
-
verkleinen (verminderen; slinken; afnemen; krimpen; inkrimpen; minder worden)
-
verkleinen
-
verkleinen
Conjugations for verkleinen:
o.t.t.
- verklein
- verkleint
- verkleint
- verkleinen
- verkleinen
- verkleinen
o.v.t.
- verkleinde
- verkleinde
- verkleinde
- verkleinden
- verkleinden
- verkleinden
v.t.t.
- heb verkleind
- hebt verkleind
- heeft verkleind
- hebben verkleind
- hebben verkleind
- hebben verkleind
v.v.t.
- had verkleind
- had verkleind
- had verkleind
- hadden verkleind
- hadden verkleind
- hadden verkleind
o.t.t.t.
- zal verkleinen
- zult verkleinen
- zal verkleinen
- zullen verkleinen
- zullen verkleinen
- zullen verkleinen
o.v.t.t.
- zou verkleinen
- zou verkleinen
- zou verkleinen
- zouden verkleinen
- zouden verkleinen
- zouden verkleinen
diversen
- verklein!
- verkleint!
- verkleind
- verkleinend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for verkleinen:
Wiktionary Translations for verkleinen:
verkleinen
Cross Translation:
verb
-
tot minder grote proporties terugbrengen
- verkleinen → reducir; empequeñecer
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verkleinen | → achicar; acercarse; acortar | ↔ close — to make smaller |
• verkleinen | → disminuir | ↔ diminish — To make smaller |
Wiktionary Translations for verkleinend:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verkleinend | → diminutivo | ↔ diminutive — serving to diminish |