Dutch
Detailed Translations for noteren from Dutch to Spanish
noteren:
-
noteren (opschrijven; boeken; vastleggen; registreren; optekenen)
-
noteren (opschrijven)
-
noteren (op schrift stellen; registreren; aantekenen; optekenen; boeken)
Conjugations for noteren:
o.t.t.
- noteer
- noteert
- noteert
- noteren
- noteren
- noteren
o.v.t.
- noteerde
- noteerde
- noteerde
- noteerden
- noteerden
- noteerden
v.t.t.
- heb genoteerd
- hebt genoteerd
- heeft genoteerd
- hebben genoteerd
- hebben genoteerd
- hebben genoteerd
v.v.t.
- had genoteerd
- had genoteerd
- had genoteerd
- hadden genoteerd
- hadden genoteerd
- hadden genoteerd
o.t.t.t.
- zal noteren
- zult noteren
- zal noteren
- zullen noteren
- zullen noteren
- zullen noteren
o.v.t.t.
- zou noteren
- zou noteren
- zou noteren
- zouden noteren
- zouden noteren
- zouden noteren
en verder
- ben genoteerd
- bent genoteerd
- is genoteerd
- zijn genoteerd
- zijn genoteerd
- zijn genoteerd
diversen
- noteer!
- noteert!
- genoteerd
- noterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze