Summary
Dutch
Detailed Translations for aanslaan from Dutch to Spanish
aanslaan:
-
aanslaan (taxeren)
Conjugations for aanslaan:
o.t.t.
- sla aan
- slaat aan
- slaat aan
- slaan aan
- slaan aan
- slaan aan
o.v.t.
- sloeg aan
- sloeg aan
- sloeg aan
- sloegen aan
- sloegen aan
- sloegen aan
v.t.t.
- ben aangeslagen
- bent aangeslagen
- is aangeslagen
- zijn aangeslagen
- zijn aangeslagen
- zijn aangeslagen
v.v.t.
- was aangeslagen
- was aangeslagen
- was aangeslagen
- waren aangeslagen
- waren aangeslagen
- waren aangeslagen
o.t.t.t.
- zal aanslaan
- zult aanslaan
- zal aanslaan
- zullen aanslaan
- zullen aanslaan
- zullen aanslaan
o.v.t.t.
- zou aanslaan
- zou aanslaan
- zou aanslaan
- zouden aanslaan
- zouden aanslaan
- zouden aanslaan
diversen
- sla aan!
- slaat aan!
- aangeslagen
- aanslaande
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for aanslaan:
Noun | Related Translations | Other Translations |
valorar | waarderen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
evaluar | aanslaan; taxeren | beramen; ramen; schatten; taxeren |
valorar | aanslaan; taxeren | afwegen; bepalen; beramen; inschatten; prijzen; ramen; schatten; taxeren; van een prijs voorzien; zich doen gelden |
Wiktionary Translations for aanslaan:
aanslaan
Cross Translation:
verb
-
tegen iets slaan
- aanslaan → tocar
-
op militaire wijze groeten
- aanslaan → saludar
-
in beslag nemen
- aanslaan → embargar; secuestrar
-
waarderen
-
aanplakken
-
ten verkoop bieden
- aanslaan → ofrecer a la venta
-
blaffen
- aanslaan → ladrar
-
beginnen te lopen
- aanslaan → arrancar
-
beslagen worden
- aanslaan → empañarse
-
belasten, belasting heffen
-
wortel schieten
- aanslaan → arraigar
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• aanslaan | → imponer | ↔ imposer — Traductions à trier suivant le sens |
• aanslaan | → rebotar | ↔ rebondir — Faire un ou plusieurs bonds. |