Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. afzondering:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for afzondering from Dutch to Spanish

afzondering:

afzondering [de ~ (v)] noun

  1. de afzondering (afscheiding; isolering)
    la separación; el aislamiento; la aisladura

Translation Matrix for afzondering:

NounRelated TranslationsOther Translations
aisladura afscheiding; afzondering; isolering antigeleiding; isolatie; isolator; schifting; verzuring
aislamiento afscheiding; afzondering; isolering antigeleiding; eenzaam gevoel; eenzaamheid; isolatie; isolator; schifting; vereenzaming; verzuring
separación afscheiding; afzondering; isolering afkoppelen; afscheiding; afsplitsing; antigeleiding; beschot; grens; grenslijn; isolatie; isolator; lijn die de grensscheiding aangeeft; schot; tussenmuur; tussenmuurtje; tussenschot

Wiktionary Translations for afzondering:


Cross Translation:
FromToVia
afzondering intimidad privacy — state of being private