Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. ontkrachten:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for ontkrachten from Dutch to Spanish

ontkrachten:

ontkrachten verb (ontkracht, ontkrachtte, ontkrachtten, ontkracht)

  1. ontkrachten (weerleggen; ontzenuwen)

Conjugations for ontkrachten:

o.t.t.
  1. ontkracht
  2. ontkracht
  3. ontkracht
  4. ontkrachten
  5. ontkrachten
  6. ontkrachten
o.v.t.
  1. ontkrachtte
  2. ontkrachtte
  3. ontkrachtte
  4. ontkrachtten
  5. ontkrachtten
  6. ontkrachtten
v.t.t.
  1. heb ontkracht
  2. hebt ontkracht
  3. heeft ontkracht
  4. hebben ontkracht
  5. hebben ontkracht
  6. hebben ontkracht
v.v.t.
  1. had ontkracht
  2. had ontkracht
  3. had ontkracht
  4. hadden ontkracht
  5. hadden ontkracht
  6. hadden ontkracht
o.t.t.t.
  1. zal ontkrachten
  2. zult ontkrachten
  3. zal ontkrachten
  4. zullen ontkrachten
  5. zullen ontkrachten
  6. zullen ontkrachten
o.v.t.t.
  1. zou ontkrachten
  2. zou ontkrachten
  3. zou ontkrachten
  4. zouden ontkrachten
  5. zouden ontkrachten
  6. zouden ontkrachten
en verder
  1. ben ontkracht
  2. bent ontkracht
  3. is ontkracht
  4. zijn ontkracht
  5. zijn ontkracht
  6. zijn ontkracht
diversen
  1. ontkracht!
  2. ontkracht!
  3. ontkracht
  4. ontkrachtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for ontkrachten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
rebatir ontkrachten; ontzenuwen; weerleggen afketsen; afkeuren; afstemmen; afwijzen; argumenteren; disputeren; protesteren; redetwisten; ricocheren; tegenspreken; tegenwerpen; twisten; verwerpen; weerspreken
refutar ontkrachten; ontzenuwen; weerleggen omgooien; omkiepen; omkieperen; omvergooien; omverwerpen; omwerpen; refuteren
- nietig maken; nietig verklaren; tenietdoen

Wiktionary Translations for ontkrachten:


Cross Translation:
FromToVia
ontkrachten fastidiar; cansar; cargar; hartar fatigueraffaiblir par une trop grande dépense de force.