Summary
Dutch
Detailed Translations for opteren from Dutch to Spanish
opteren:
-
opteren
Conjugations for opteren:
o.t.t.
- opteer
- opteert
- opteert
- opteren
- opteren
- opteren
o.v.t.
- opteerde
- opteerde
- opteerde
- opteerden
- opteerden
- opteerden
v.t.t.
- heb geopteerd
- hebt geopteerd
- heeft geopteerd
- hebben geopteerd
- hebben geopteerd
- hebben geopteerd
v.v.t.
- had geopteerd
- had geopteerd
- had geopteerd
- hadden geopteerd
- hadden geopteerd
- hadden geopteerd
o.t.t.t.
- zal opteren
- zult opteren
- zal opteren
- zullen opteren
- zullen opteren
- zullen opteren
o.v.t.t.
- zou opteren
- zou opteren
- zou opteren
- zouden opteren
- zouden opteren
- zouden opteren
diversen
- opteer!
- opteert!
- geopteerd
- opterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for opteren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
agotar | opteren | afmatten; afreizen; heengaan; moe maken; opeten; opvreten; slopen; uitputten; verdorsten; verdwijnen; verlaten; vermoeien; vreten; wegreizen; wegtrekken |
consumir | opteren | aanwenden; benutten; bezigen; consumeren; doorleven; doorstaan; drugs consumeren; eten; gebruik maken van; gebruiken; hanteren; iets uitgeven; laven; lenigen; lessen; muziek componeren; nuttigen; opeten; oppeuzelen; oproken; opvreten; tegoed doen; toepassen; tot zich nemen; uitgeven voor een maaltijd; utiliseren; verbruiken; verdragen; verduren; verorberen; verstoken; verteren; verwerken; vreten |