Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. groeiend:
  2. groeien:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for groeiend from Dutch to Spanish

groeiend:

groeiend adj

  1. groeiend

Translation Matrix for groeiend:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
aumentando groeiend in toenemende mate; klimmend; meer en meer; omhooggaand; oplopend; rijzend; stijgend; toenemend; verheffend
creciendo groeiend in toenemende mate; meer en meer; toenemend

Wiktionary Translations for groeiend:


Cross Translation:
FromToVia
groeiend creciente growing — that grows

groeiend form of groeien:

groeien verb (groei, groeit, groeide, groeiden, gegroeid)

  1. groeien (opgroeien; groot worden)
  2. groeien (toenemen; stijgen; vermeerderen; )

Conjugations for groeien:

o.t.t.
  1. groei
  2. groeit
  3. groeit
  4. groeien
  5. groeien
  6. groeien
o.v.t.
  1. groeide
  2. groeide
  3. groeide
  4. groeiden
  5. groeiden
  6. groeiden
v.t.t.
  1. ben gegroeid
  2. bent gegroeid
  3. is gegroeid
  4. zijn gegroeid
  5. zijn gegroeid
  6. zijn gegroeid
v.v.t.
  1. was gegroeid
  2. was gegroeid
  3. was gegroeid
  4. waren gegroeid
  5. waren gegroeid
  6. waren gegroeid
o.t.t.t.
  1. zal groeien
  2. zult groeien
  3. zal groeien
  4. zullen groeien
  5. zullen groeien
  6. zullen groeien
o.v.t.t.
  1. zou groeien
  2. zou groeien
  3. zou groeien
  4. zouden groeien
  5. zouden groeien
  6. zouden groeien
diversen
  1. groei!
  2. groeit!
  3. gegroeid
  4. groeiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

groeien [znw.] noun

  1. groeien (groeiproces; groei)

Translation Matrix for groeien:

NounRelated TranslationsOther Translations
crecer aanwassen; aanzwellen
desarrollo groei; groeien; groeiproces afleiding; afleidingsmanoeuvre; bedenking; bezwaar; bloei; bron; draaiboek; expansie; filmscenario; geestelijke vorming; groei; ontplooiing; ontwikkeling; opstand; rebellie; rivierbron; scenario; tegenstand; tegenwind; uitbreiding; verzet; vooruitgang; vorming; wasdom; weerstand
proceso de crecimiento groei; groeien; groeiproces
subir opklimmen; oprijden; stijgen
VerbRelated TranslationsOther Translations
aumentar aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groter worden; omhooggaan; opzetten; stijgen; toenemen; vermeerderen aankaarten; aanknopen; aansnijden; bezwaren; entameren; expanderen; gesprek aanknopen; gewicht toevoegen; openen; opvoeren; opwerpen; starten; te berde brengen; ter sprake brengen; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; verbreiden; vergroten; vermeerderen; verruimen; verwijden; verzwaren; zwaarder maken
crecer aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groot worden; groter worden; omhooggaan; opgroeien; opzetten; stijgen; toenemen; vermeerderen dik worden; expanderen; hoger worden; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; lengen; openen; opschieten; opzwellen; reppen; snellen; spoeden; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; uitgroeien; verbreiden; vermeerderen; verruimen; verwijden; vliegen; volgroeien; volwassen worden; zich haasten; zich spoeden
criarse groeien; groot worden; opgroeien
engrandecer aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groter worden; omhooggaan; opzetten; stijgen; toenemen; vermeerderen
subir aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groter worden; omhooggaan; opzetten; stijgen; toenemen; vermeerderen aanwassen; bevorderd worden; binnenrijden; bovenkomen; de hoogte ingaan; eindje meerijden; erop vooruit gaan; heffen; hijsen; hoger maken; hoger worden; hogerop komen; in de lucht omhoogstijgen; inrijden; lichten; naar boven gaan; naar boven rijden; omhoog brengen; omhoog doen; omhoog komen; omhoog rijzen; omhooggaan; omhooghalen; omhoogheffen; omhoogkomen; omhoogleiden; omhooglopen; omhoogrijden; omhoogschroeven; omhoogstappen; omhoogstijgen; omhoogvoeren; ontspinnen; opgaan; opheffen; ophijsen; ophogen; oprijden; oprijzen; opstijgen; optillen; opvliegen; opwaarts rijden; rijzen; stijgen; tillen; verhogen; vooruitkomen; vorderen; zich opwerken
surgir aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groter worden; omhooggaan; opzetten; stijgen; toenemen; vermeerderen boven water komen; bovenkomen; de hoogte ingaan; in de lucht omhoogstijgen; in het hoofd opkomen; invallen; naar binnen vallen; omhoogkomen; ontstaan; opdiepen; opdoemen; opduiken; opkomen voor; oprijzen; opstijgen; opwellen; rijzen; stijgen; van de bodem ophalen; verrijzen; voortkomen; weer verschijnen

Related Words for "groeien":


Related Definitions for "groeien":

  1. groter of meer worden1
    • het aantal leerlingen groeit1

Wiktionary Translations for groeien:

groeien
verb
  1. groter worden

Cross Translation:
FromToVia
groeien acumularse; aumentarse accrue — increase
groeien crecer grow — (intransitive) to become bigger
groeien crecer grow — (intransitive) to appear or sprout
groeien cultivar grow — (transitive) to cause something to become bigger
groeien crecer wachsen — (intransitiv) größer werden
groeien crecer wachsen — (intransitiv) Pflanzen, Pilze: an einer bestimmten Stelle vorkommen
groeien aumentar; abultar; crecer augmenterrendre une quantité plus grande.
groeien crecer grandir — intransitif|fr devenir plus grand.
groeien aumentar; engrosar grossirrendre gros, plus ample, plus volumineux.
groeien vegetar végéterrespirer, se nourrir, croître, en parlant des arbres et des plantes ; accomplir les fonctions propres à la vie des végétaux.