Summary
Dutch
Detailed Translations for bezoeking from Dutch to Spanish
bezoeking:
Translation Matrix for bezoeking:
Noun | Related Translations | Other Translations |
agonía | beproeving; bezoeking; ergernis; grief; kwelling; nood; temptatie | agonie; doodsangst; doodsstrijd |
azote | beproeving; bezoeking; ergernis; grief; kwelling; nood; temptatie | epidemie; gesel; pest; plaag; tuchtroede; zweep |
desgracia | beproeving; bezoeking; ergernis; grief; kwelling; nood; temptatie | autorisatie; ellende; fiat; gelazer; gemekker; gezanik; gezeur; kommer; kwel; leed; machtiging; malheur; misère; moeilijkheden; narigheid; ongeluk; ongenade; ongunst; onheil; onspoed; pech; pijn; ramp; rampspoed; tegenslag; tegenspoed; terugslag; terugslagen; toestemming; trammelant |
suplicio | beproeving; bezoeking; ergernis; grief; kwelling; nood; temptatie | boetedoening; boetstraf; gebaar na gebed; kruis; penitentie; strafplaats; tuchthuis |
vejación | beproeving; bezoeking; ergernis; grief; kwelling; nood; temptatie | gepest; geplaag; pesterij |
Other | Related Translations | Other Translations |
suplicio | kwelling |