Dutch
Detailed Translations for tint from Dutch to Spanish
tint:
-
de tint (kleurschakering; nuance; kleurnuance)
-
de tint (kleur; toon; kleurtje)
-
de tint
-
de tint
Translation Matrix for tint:
Noun | Related Translations | Other Translations |
color | kleur; kleurtje; tint; toon | |
matiz | tint | gamma; kleurenschaal; kleurenspectrum; ondertoon; tintje |
tonalidad | kleurnuance; kleurschakering; nuance; tint | tonaliteit; toonaard; toonsoort |
tono | kleurnuance; kleurschakering; nuance; tint | beltoon; intonatie; klank; klankgeluid; klankkleur; klanktint; muzieknoot; timbre; tonaliteit; toon; toonaard; toonsoort |
Related Words for "tint":
tinten:
-
de tinten (kleurtjes)
-
tinten (kleuren)
Conjugations for tinten:
o.t.t.
- tint
- tint
- tint
- tinten
- tinten
- tinten
o.v.t.
- tintte
- tintte
- tintte
- tintten
- tintten
- tintten
v.t.t.
- heb getint
- hebt getint
- heeft getint
- hebben getint
- hebben getint
- hebben getint
v.v.t.
- had getint
- had getint
- had getint
- hadden getint
- hadden getint
- hadden getint
o.t.t.t.
- zal tinten
- zult tinten
- zal tinten
- zullen tinten
- zullen tinten
- zullen tinten
o.v.t.t.
- zou tinten
- zou tinten
- zou tinten
- zouden tinten
- zouden tinten
- zouden tinten
en verder
- ben getint
- bent getint
- is getint
- zijn getint
- zijn getint
- zijn getint
diversen
- tint!
- tintt!
- getint
- tintend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for tinten:
Noun | Related Translations | Other Translations |
colorcitos | kleurtjes; tinten | |
tientes | kleurtjes; tinten | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
colorear | kleuren; tinten | blozen; gloeien; inkleuren; kleuren; rood worden |
teñir | kleuren; tinten | beschilderen; inkleuren; lakken; schilderen; verven |