Dutch
Detailed Translations for hernemen from Dutch to Spanish
hernemen:
-
hernemen (de draad weer oppakken; hervatten)
Conjugations for hernemen:
o.t.t.
- herneem
- herneemt
- herneemt
- hernemen
- hernemen
- hernemen
o.v.t.
- hernam
- hernam
- hernam
- hernamen
- hernamen
- hernamen
v.t.t.
- heb hernomen
- hebt hernomen
- heeft hernomen
- hebben hernomen
- hebben hernomen
- hebben hernomen
v.v.t.
- had hernomen
- had hernomen
- had hernomen
- hadden hernomen
- hadden hernomen
- hadden hernomen
o.t.t.t.
- zal hernemen
- zult hernemen
- zal hernemen
- zullen hernemen
- zullen hernemen
- zullen hernemen
o.v.t.t.
- zou hernemen
- zou hernemen
- zou hernemen
- zouden hernemen
- zouden hernemen
- zouden hernemen
en verder
- is hernomen
- zijn hernomen
diversen
- herneem!
- herneemt!
- hernomen
- hernemend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for hernemen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
proseguir | de draad weer oppakken; hernemen; hervatten | berechten; continueren; daarnaast doen; doorgaan; doorwerken; een stapje verder gaan; prolongeren; verder doen; verdergaan; vervolgen; voortzetten |
reemprender | de draad weer oppakken; hernemen; hervatten | hervatten; opnieuw beginnen |
External Machine Translations: