Dutch
Detailed Translations for polariseren from Dutch to Spanish
polariseren:
-
polariseren
Conjugations for polariseren:
o.t.t.
- polariseer
- polariseert
- polariseert
- polariseren
- polariseren
- polariseren
o.v.t.
- polariseerde
- polariseerde
- polariseerde
- polariseerden
- polariseerden
- polariseerden
v.t.t.
- ben gepolariseerd
- bent gepolariseerd
- is gepolariseerd
- zijn gepolariseerd
- zijn gepolariseerd
- zijn gepolariseerd
v.v.t.
- was gepolariseerd
- was gepolariseerd
- was gepolariseerd
- waren gepolariseerd
- waren gepolariseerd
- waren gepolariseerd
o.t.t.t.
- zal polariseren
- zult polariseren
- zal polariseren
- zullen polariseren
- zullen polariseren
- zullen polariseren
o.v.t.t.
- zou polariseren
- zou polariseren
- zou polariseren
- zouden polariseren
- zouden polariseren
- zouden polariseren
en verder
- heb gepolariseerd
- hebt gepolariseerd
- heeft gepolariseerd
- hebben gepolariseerd
- hebben gepolariseerd
- hebben gepolariseerd
diversen
- polariseer!
- polariseert!
- gepolariseerd
- polariserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for polariseren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
polarizar | polariseren |
Wiktionary Translations for polariseren:
polariseren
verb
-
politiek|nld spanningen en tegenstellingen tussen personen en groepen doen ontstaan of toespitsen