Noun | Related Translations | Other Translations |
cantidad determinada
|
bepaalde hoeveelheid; partij
|
|
carrera
|
concours; partij; pot; strijd; wedstrijd
|
cursus; draven; ervaring; gedraaf; gehaast; gehol; gejaag; gejacht; gejakker; geren; hardloopwedstrijd; hardloperij; kursus; leergang; loop; praktijk; race; rennen; routine; studie; wedloop; wedloop van hardlopers; wedren
|
cierta cantidad
|
bepaalde hoeveelheid; partij
|
|
combate
|
concours; partij; pot; strijd; wedstrijd
|
dreun; gevecht; handgemeen; jens; kamp; klap; kloppartij; knal; knokpartij; lel; matpartij; mep; oorlog; slag; strijd; strijden; tik; toegebrachte klap; vechtpartij; veldslag; worsteling
|
competición
|
concours; partij; pot; strijd; wedstrijd
|
competitie; concurrentie; partijtje; potje; steekspel; toernooi; wedstrijdje
|
encuentro
|
concours; partij; pot; strijd; wedstrijd
|
bijeenkomst; manifestatie; ontmoeting; samenkomst; treffen; vergadering; zitting
|
equipo
|
partij; ploeg; team
|
apparatuur; benodigde; computersysteem; elftal; equipe; machine; monstering; outfit; outillage; pc; personal computer; team; toerusting; uitmonstering; uitrusting; uitrustingsstuk; uitzet; versiering; voetbalelftal
|
festín
|
feest; festijn; partij; partijtje; party
|
gelag; gesmul; slemppartij; smulpartij; vreetfestijn
|
fiesta
|
feest; festijn; partij; partijtje; party
|
borrel; ceremonie; feest; feestelijkheid; feestje; feestviering; festival; festiviteit; fuif; informele receptie; instuif; party; viering; vreugdefeest
|
francachela
|
feest; festijn; partij; partijtje; party
|
slemppartij; smulpartij; vreetfestijn
|
lote
|
hoeveelheid; partij
|
batch; bouwwerk; deel; fractie; gebouw; gedeelte; pand; part; stuk
|
match
|
concours; partij; pot; strijd; wedstrijd
|
|
partida
|
hoeveelheid; partij
|
afvaart; afvaren; beurt; partijtje; potje; rondje; spelletje; uitvaren; wedstrijdje
|
partido
|
concours; partij; pot; strijd; wedstrijd
|
spel
|
partido de fútbol
|
partij; voetbalspel; voetbalwedstrijd
|
|
partido político
|
factie; partij; politieke partij
|
|
-
|
feest
|
|
Modifier | Related Translations | Other Translations |
partido
|
|
afgereisd; afzonderlijk; alleenstaand; apart; bereisd; doorgehakt; doorgehouwen; doorkliefd; gescheiden; in tweeën gehouwen; losstaand; op zich; op zichzelf staand; separaat; vrijstaand
|