Dutch
Detailed Translations for klotsen from Dutch to Spanish
klotsen:
-
klotsen
Conjugations for klotsen:
o.t.t.
- klots
- klotst
- klotst
- klotsen
- klotsen
- klotsen
o.v.t.
- klotste
- klotste
- klotste
- klotsten
- klotsten
- klotsten
v.t.t.
- heb geklotst
- hebt geklotst
- heeft geklotst
- hebben geklotst
- hebben geklotst
- hebben geklotst
v.v.t.
- had geklotst
- had geklotst
- had geklotst
- hadden geklotst
- hadden geklotst
- hadden geklotst
o.t.t.t.
- zal klotsen
- zult klotsen
- zal klotsen
- zullen klotsen
- zullen klotsen
- zullen klotsen
o.v.t.t.
- zou klotsen
- zou klotsen
- zou klotsen
- zouden klotsen
- zouden klotsen
- zouden klotsen
diversen
- klots!
- klotst!
- geklotst
- klotsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for klotsen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
chapalear | klotsen | |
chapotear | klotsen | neerploffen; ploffen; plonzen; pootjebaden |
Related Words for "klotsen":
klots:
-
klots (biljartballenbosting)
Translation Matrix for klots:
Noun | Related Translations | Other Translations |
¡chas! | biljartballenbosting; klots |