Summary
Dutch to Spanish: more detail...
- beboteren:
-
Wiktionary:
- beboteren → enmantequillar, enmantecar
Dutch
Detailed Translations for beboteren from Dutch to Spanish
beboteren:
-
beboteren
Conjugations for beboteren:
o.t.t.
- beboter
- bebotert
- bebotert
- beboteren
- beboteren
- beboteren
o.v.t.
- beboterde
- beboterde
- beboterde
- beboterden
- beboterden
- beboterden
v.t.t.
- heb beboterd
- hebt beboterd
- heeft beboterd
- hebben beboterd
- hebben beboterd
- hebben beboterd
v.v.t.
- had beboterd
- had beboterd
- had beboterd
- hadden beboterd
- hadden beboterd
- hadden beboterd
o.t.t.t.
- zal beboteren
- zult beboteren
- zal beboteren
- zullen beboteren
- zullen beboteren
- zullen beboteren
o.v.t.t.
- zou beboteren
- zou beboteren
- zou beboteren
- zouden beboteren
- zouden beboteren
- zouden beboteren
diversen
- beboter!
- bebotert!
- beboterd
- beboterende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for beboteren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
untar con mantequilla | beboteren |
Wiktionary Translations for beboteren:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• beboteren | → enmantequillar | ↔ buttern — Gastronomie: mit Butter bestreichen |
• beboteren | → enmantecar | ↔ beurrer — recouvrir de beurre |
External Machine Translations: