Home ->Dictionaries ->Dutch/Spanish ->Search: induceren

Dutch and Spanish Translation Search Results for induceren

Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. induceren:
  2. Wiktionary:

Dutch

Detailed Translations for induceren from Dutch to Spanish

induceren:

induceren verb (induceer, induceert, induceerde, induceerden, geïnduceerd)

  1. induceren
    inducir

Conjugations for induceren:

o.t.t.
  1. induceer
  2. induceert
  3. induceert
  4. induceren
  5. induceren
  6. induceren
o.v.t.
  1. induceerde
  2. induceerde
  3. induceerde
  4. induceerden
  5. induceerden
  6. induceerden
v.t.t.
  1. heb geïnduceerd
  2. hebt geïnduceerd
  3. heeft geïnduceerd
  4. hebben geïnduceerd
  5. hebben geïnduceerd
  6. hebben geïnduceerd
v.v.t.
  1. had geïnduceerd
  2. had geïnduceerd
  3. had geïnduceerd
  4. hadden geïnduceerd
  5. hadden geïnduceerd
  6. hadden geïnduceerd
o.t.t.t.
  1. zal induceren
  2. zult induceren
  3. zal induceren
  4. zullen induceren
  5. zullen induceren
  6. zullen induceren
o.v.t.t.
  1. zou induceren
  2. zou induceren
  3. zou induceren
  4. zouden induceren
  5. zouden induceren
  6. zouden induceren
en verder
  3. is geïnduceerd
diversen
  1. induceer!
  2. induceert!
  5. geïnduceerd
  6. inducerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for induceren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
inducir induceren

Wiktionary Translations for induceren:

induceren
verb
  1. uit een klein aantal gegevens een algemene regel afleiden

External Machine Translations:






Your free, fast, and simple translation dictionary

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Page served in 0.0243 seconds
Page rendered in 1.0 seconds