Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. ontvoeren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for ontvoeren from Dutch to Spanish

ontvoeren:

ontvoeren verb (ontvoer, ontvoert, ontvoerde, ontvoerden, ontvoerd)

  1. ontvoeren (kidnappen)

Conjugations for ontvoeren:

o.t.t.
  1. ontvoer
  2. ontvoert
  3. ontvoert
  4. ontvoeren
  5. ontvoeren
  6. ontvoeren
o.v.t.
  1. ontvoerde
  2. ontvoerde
  3. ontvoerde
  4. ontvoerden
  5. ontvoerden
  6. ontvoerden
v.t.t.
  1. heb ontvoerd
  2. hebt ontvoerd
  3. heeft ontvoerd
  4. hebben ontvoerd
  5. hebben ontvoerd
  6. hebben ontvoerd
v.v.t.
  1. had ontvoerd
  2. had ontvoerd
  3. had ontvoerd
  4. hadden ontvoerd
  5. hadden ontvoerd
  6. hadden ontvoerd
o.t.t.t.
  1. zal ontvoeren
  2. zult ontvoeren
  3. zal ontvoeren
  4. zullen ontvoeren
  5. zullen ontvoeren
  6. zullen ontvoeren
o.v.t.t.
  1. zou ontvoeren
  2. zou ontvoeren
  3. zou ontvoeren
  4. zouden ontvoeren
  5. zouden ontvoeren
  6. zouden ontvoeren
en verder
  1. ben ontvoerd
  2. bent ontvoerd
  3. is ontvoerd
  4. zijn ontvoerd
  5. zijn ontvoerd
  6. zijn ontvoerd
diversen
  1. ontvoer!
  2. ontvoert!
  3. ontvoerd
  4. ontvoerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for ontvoeren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
secuestrar kidnappen; ontvoeren gijzelen
- kidnappen

Synonyms for "ontvoeren":


Related Definitions for "ontvoeren":

  1. onder dwang meenemen naar geheime plaats1
    • ze ontvoerden de rijke man naar een loods1

Wiktionary Translations for ontvoeren:

ontvoeren
verb
  1. wederrechtelijk en onder dwang iemand weghalen

Cross Translation:
FromToVia
ontvoeren secuestrar; raptar abduct — to take away
ontvoeren rapto; secuestro abduction — act of abducing or abducting
ontvoeren raptar; secuestrar kidnap — to seize and detain a person unlawfully