Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. behoren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for behoren from Dutch to Spanish

behoren:

behoren verb (behoor, behoort, behoorde, behoorden, behoord)

  1. behoren (toebehoren)

Conjugations for behoren:

o.t.t.
  1. behoor
  2. behoort
  3. behoort
  4. behoren
  5. behoren
  6. behroen
o.v.t.
  1. behoorde
  2. behoorde
  3. behoorde
  4. behoorden
  5. behoorden
  6. behoorden
v.t.t.
  1. heb behoord
  2. hebt behoord
  3. heeft behoord
  4. hebben behoord
  5. hebben behoord
  6. hebben behoord
v.v.t.
  1. had behoord
  2. had behoord
  3. had behoord
  4. hadden behoord
  5. hadden behoord
  6. hadden behoord
o.t.t.t.
  1. zal behoren
  2. zult behoren
  3. zal behoren
  4. zullen behoren
  5. zullen behoren
  6. zullen behoren
o.v.t.t.
  1. zou behoren
  2. zou behoren
  3. zou behoren
  4. zouden behoren
  5. zouden behoren
  6. zouden behoren
diversen
  1. behoor!
  2. behoort!
  3. behoord
  4. behorend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for behoren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
pertenecer behoren; toebehoren thuishoren
ser de behoren; toebehoren behoren bij; behoren tot; gunnen; iets toekennen; ondervragen; overhoren; thuishoren; toebedelen; toebehoren aan; toekennen; toewijzen; uithoren; uitvragen; verhoren; zijn van

Wiktionary Translations for behoren:

behoren
verb
  1. onderdeel uitmaken van wat gebruikelijk is of tot de fatsoensnormen gerekend wordt

Cross Translation:
FromToVia
behoren pertencer belong — be accepted in a group
behoren pertenecer pertain — to belong
behoren pertenecer gehörenetwas/jemand gehört jemandem: Eigentum von einer Person sein
behoren pertenecer a; ser de; pertenecer appartenirêtre la propriété légitime de quelqu’un, que celui à qui est la chose l’ait en sa possession ou non.

Related Translations for behoren