Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. confronteren:
  2. Wiktionary:
  3. User Contributed Translations for confronteren:
    • enfrentar


Dutch

Detailed Translations for confronteren from Dutch to Spanish

confronteren:

confronteren verb (confronteer, confronteert, confronteerde, confronteerden, geconfronteerd)

  1. confronteren (tegenover elkaar stellen; oog in oog laten komen)

Conjugations for confronteren:

o.t.t.
  1. confronteer
  2. confronteert
  3. confronteert
  4. confronteren
  5. confronteren
  6. confronteren
o.v.t.
  1. confronteerde
  2. confronteerde
  3. confronteerde
  4. confronteerden
  5. confronteerden
  6. confronteerden
v.t.t.
  1. heb geconfronteerd
  2. hebt geconfronteerd
  3. heeft geconfronteerd
  4. hebben geconfronteerd
  5. hebben geconfronteerd
  6. hebben geconfronteerd
v.v.t.
  1. had geconfronteerd
  2. had geconfronteerd
  3. had geconfronteerd
  4. hadden geconfronteerd
  5. hadden geconfronteerd
  6. hadden geconfronteerd
o.t.t.t.
  1. zal confronteren
  2. zult confronteren
  3. zal confronteren
  4. zullen confronteren
  5. zullen confronteren
  6. zullen confronteren
o.v.t.t.
  1. zou confronteren
  2. zou confronteren
  3. zou confronteren
  4. zouden confronteren
  5. zouden confronteren
  6. zouden confronteren
en verder
  1. ben geconfronteerd
  2. bent geconfronteerd
  3. is geconfronteerd
  4. zijn geconfronteerd
  5. zijn geconfronteerd
  6. zijn geconfronteerd
diversen
  1. confronteer!
  2. confronteert!
  3. geconfronteerd
  4. confronterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for confronteren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
confrontar confronteren; onder ogen zien; oog in oog laten komen; tegenover elkaar stellen

Wiktionary Translations for confronteren:

confronteren
verb
  1. iemand laten zien wat diegene heeft gedaan

Cross Translation:
FromToVia
confronteren enfrentar confront — To stand or meet facing, especially in competition, hostility or defiance
confronteren enfrentar confront — To engage in confrontation
confronteren enfrentar confront — To deal with
confronteren enfrentar confront — To come up against; to encounter
confronteren enfrentar confront — To something bring face to face with