Home ->Dictionaries ->Dutch/Spanish ->Search: echtgenoot

Dutch and Spanish Translation Search Results for echtgenoot

Summary

Dutch to Spanish: more detail...

echtgenoot:
- marido; esposo
Wiktionary:
- echtgenoot → esposo
- echtgenoot → esposo, marido, cónyuge, esposa, consorte

Dutch

Detailed Translations for echtgenoot from Dutch to Spanish

echtgenoot:

echtgenoot [de ~ (m)] noun

de echtgenoot (partner; eega; levensgezel; levenspartner; man)
el marido; el esposo
- marido [el ~] noun
- esposo [el ~] noun
de echtgenoot (man; gade; eega)
el marido
- marido [el ~] noun

Translation Matrix for echtgenoot:

Noun	Related Translations	Other Translations
esposo	echtgenoot; eega; levensgezel; levenspartner; man; partner	levensgezel; levenspartner; partner
marido	echtgenoot; eega; gade; levensgezel; levenspartner; man; partner	kerel; levensgezel; levenspartner; man; manspersoon; partner; vent
-	man

Synonyms for "echtgenoot":

man

Antonyms for "echtgenoot":

echtgenote; vrouw

Related Definitions for "echtgenoot":

persoon met wie een vrouw getrouwd is¹
- Jan is de echtgenoot van Regina¹

Wiktionary Translations for echtgenoot:

echtgenoot

noun

een mannelijke huwelijkspartner
- echtgenoot → esposo

Cross Translation:

From	To	Via
• echtgenoot	→ esposo; marido	↔ husband — male partner in marriage
• echtgenoot	→ cónyuge; esposo; esposa; consorte	↔ spouse — husband or wife
• echtgenoot	→ marido	↔ Mann — Verkürzung von Ehemann
• echtgenoot	→ esposo	↔ echtgenoot — een mannelijke huwelijkspartner
• echtgenoot	→ marido; esposo	↔ mari — époux, celui qui unir à une autre personne par le lien conjugal.
• echtgenoot	→ esposo; marido	↔ époux — conjoint ; mari.

Related Translations for echtgenoot

bedrogen echtgenoot

¹Muiswerk Woordenboek