Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. transporteren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for transporteren from Dutch to Spanish

transporteren:

transporteren verb (transporteer, transporteert, transporteerde, transporteerden, getransporteerd)

  1. transporteren (vervoeren)

Conjugations for transporteren:

o.t.t.
  1. transporteer
  2. transporteert
  3. transporteert
  4. transporteren
  5. transporteren
  6. transporteren
o.v.t.
  1. transporteerde
  2. transporteerde
  3. transporteerde
  4. transporteerden
  5. transporteerden
  6. transporteerden
v.t.t.
  1. heb getransporteerd
  2. hebt getransporteerd
  3. heeft getransporteerd
  4. hebben getransporteerd
  5. hebben getransporteerd
  6. hebben getransporteerd
v.v.t.
  1. had getransporteerd
  2. had getransporteerd
  3. had getransporteerd
  4. hadden getransporteerd
  5. hadden getransporteerd
  6. hadden getransporteerd
o.t.t.t.
  1. zal transporteren
  2. zult transporteren
  3. zal transporteren
  4. zullen transporteren
  5. zullen transporteren
  6. zullen transporteren
o.v.t.t.
  1. zou transporteren
  2. zou transporteren
  3. zou transporteren
  4. zouden transporteren
  5. zouden transporteren
  6. zouden transporteren
en verder
  1. ben getransporteerd
  2. bent getransporteerd
  3. is getransporteerd
  4. zijn getransporteerd
  5. zijn getransporteerd
  6. zijn getransporteerd
diversen
  1. transporteer!
  2. transporteert!
  3. getransporteerd
  4. transporterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for transporteren:

NounRelated TranslationsOther Translations
conducir autorijden; rijden
VerbRelated TranslationsOther Translations
conducir transporteren; vervoeren aan het stuur zitten; aanvoeren; begeleiden; bevel voeren over; commanderen; een paard mennen; karren; leiden; leidinggeven; meevoeren; mennen; rijden; sturen; voeren; zenden
transportar transporteren; vervoeren brengen; iets transporteren; langs brengen; meebrengen; mobiliseren; toedragen; toevoeren; vervoeren; wegleiden; wegvoeren

Wiktionary Translations for transporteren:

transporteren
verb
  1. personen of objecten naar een andere plek brengen
  2. overdragen

Cross Translation:
FromToVia
transporteren transportar transport — carry or bear from one place to another
transporteren transportar; trasportar; algo; trasladar; alguien transportieren — (transitiv) (unter Zuhilfenahme eines Transportmittels) etwas oder jemanden von einem Ort an einen anderen bringen/schaffen
transporteren transportar; transferir; trasladar reporter — Traductions à trier suivant le sens
transporteren transportar; transferir; trasladar transporterporter d’un lieu dans un autre.

Related Translations for transporteren