Dutch
Detailed Translations for pak from Dutch to Spanish
pak:
-
de pak (kostuum; maatpak)
-
de pak (baal)
-
de pak (herenkostuum)
Translation Matrix for pak:
Noun | Related Translations | Other Translations |
bulto | baal; pak | bobbel; bochel; bolling; buil; bult; gezwel; hobbeling; kneuswond; kneuzing; knobbel; knoest; kwast; letsel; moot; opgezwollen plek; opzetting; plak; pukkel; rugzak; tranche; tumor; uitpuiling; uitstulping; zwelling |
fardo | baal; pak | allegaartje; bos; bundel; mengelmoes; rugzak; samenraapsel |
paquete | baal; herenkostuum; pak | allegaartje; bos; buitenkant; bundel; doos; gezichtsmasker; huls; mengelmoes; moot; omhulsel; omkleedsel; omwindsel; opbergdoos; pakje; pakket; plak; postpakket; samenraapsel; tranche; verpakking |
terno | kostuum; maatpak; pak | |
traje | kostuum; maatpak; pak | allegaartje; colbertkostuum; dracht; folkloristisch kostuum; japon; klederdracht; mengelmoes; rugzak; samenraapsel; uitdossing |
Related Words for "pak":
Synonyms for "pak":
Related Definitions for "pak":
pakken:
Conjugations for pakken:
o.t.t.
- pak
- pakt
- pakt
- pakken
- pakken
- pakken
o.v.t.
- pakte
- pakte
- pakte
- pakten
- pakten
- pakten
v.t.t.
- heb gepakt
- hebt gepakt
- heeft gepakt
- hebben gepakt
- hebben gepakt
- hebben gepakt
v.v.t.
- had gepakt
- had gepakt
- had gepakt
- hadden gepakt
- hadden gepakt
- hadden gepakt
o.t.t.t.
- zal pakken
- zult pakken
- zal pakken
- zullen pakken
- zullen pakken
- zullen pakken
o.v.t.t.
- zou pakken
- zou pakken
- zou pakken
- zouden pakken
- zouden pakken
- zouden pakken
en verder
- ben gepakt
- bent gepakt
- is gepakt
- zijn gepakt
- zijn gepakt
- zijn gepakt
diversen
- pak!
- pakt!
- gepakt
- pakkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for pakken:
Related Words for "pakken":
Synonyms for "pakken":
Antonyms for "pakken":
Related Definitions for "pakken":
Wiktionary Translations for pakken:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• pakken | → conseguir; obtener | ↔ get — obtain |
• pakken | → agarrar; apoderarse de; apresar; aferrar | ↔ seize — grab |
• pakken | → tomar | ↔ take — to grab with the hands |
• pakken | → recibir | ↔ bekommen — (transitiv) etwas empfangen, etwas erhalten, etwas erlangen, etwas (oder einen Zustand) erreichen |
• pakken | → recibir | ↔ bekommen — (transitiv) wie viel ist zu zahlen, was wird gewünscht? |
• pakken | → recibir | ↔ bekommen — (transitiv) sich einer Person oder Sache bemächtigen |
• pakken | → atrapar; alcanzar; pillar | ↔ erwischen — jemanden oder etwas in die Hand, in die Gewalt, zu fassen bekommen, festhalten |
• pakken | → tomar; coger | ↔ nehmen — eine Sache greifen |
• pakken | → atrapar; coger | ↔ attraper — Prendre à une trappe, à un piège ou à quelque chose de semblable. |
• pakken | → atrapar; capturar | ↔ capturer — s’emparer d’un être vivant ou d’une chose. |
• pakken | → asir; agarrar | ↔ saisir — Prendre vivement. |