Noun | Related Translations | Other Translations |
autoridad
|
kracht; macht; vermogen
|
autoriteit; autoriteiten; bevoegdheid; competentie; force majeure; gezag; gezaghebber; gezaghebbers; gezagsdrager; gezagsorgaan; gouvernement; heerschappij; instantie; invloed; kabinet; macht; overmacht; regering
|
capacidad
|
capaciteit; kracht; macht; vermogen
|
aanleg; begaafdheid; bekwaamheid; capabelheid; capaciteit; competentie; draagkracht; draagvermogen; gave; geschiktheid; grootte in de ruimte; inhoud; inhoudsruimte; knobbel; kundigheid; kwaliteit; laadvermogen; omvatte ruimte; scherpzinnigheid; talent; ter zake kundigheid; vernuft; volume; wat ergens in zit
|
capital
|
geldelijk vermogen; vermogen
|
belangrijkste geldbedrag; financiële middelen; fortuin; fortuintje; geldmiddelen; geldvoorraad; geluk; gelukkigheid; grote som geld; het gelukkig-zijn; hoofdplaats; hoofdsom; hoofdstad; kapitaal
|
caudal
|
geldelijk vermogen; vermogen
|
|
dinamismo
|
kracht; macht; vermogen
|
dynamiek; energie; felheid; fiksheid; kracht; sterkte
|
dominio
|
kracht; macht; vermogen
|
TLD; autoriteit; bedwang; beheersing; bezitting; boedel; district; domein; gebiedsdeel; gezag; heerschappij; huisraad; inboedel; invloed; macht; mate van bekwaamheid; rayon; rayon van een bedrijf; topleveldomein
|
energía
|
capaciteit; kracht; macht; vermogen
|
aandrift; daadkracht; daadkrachtigheid; doortastendheid; drift; dynamiek; electrische stroom; energie; esprit; felheid; fiksheid; fut; hartstocht; invloed; kracht; krachtdadigheid; macht; momentum; passie; puf; sterkte; stroom; stuwkracht; voortstuwing; voortvarendheid; vuur; werklust
|
fortaleza
|
kracht; macht; vermogen
|
aandrijving; bastion; bolwerk; burcht; citadel; deurslot; dynamiek; energie; felheid; fiksheid; fort; kasteel; kracht; krachtdadigheid; ridderkasteel; ridderslot; slot; sterkte; stuwkracht; versterkte plaats; voortstuwing
|
fortuna
|
geldelijk vermogen; vermogen
|
beminde; duifje; fortuin; fortuintje; geluk; gelukkigheid; het gelukkig-zijn; liefje; liefste; lieve; mazzel; meevaller; poepje; schat; schatje; schattebout; scheetje; snoes; welgevallen
|
fuerza
|
capaciteit; kracht; macht; vermogen
|
aandrift; aandrijving; daadkracht; dapperheid; doortastendheid; dynamiek; energie; esprit; felheid; fermheid; flinkheid; forsheid; fut; gehardheid; gestaaldheid; geweld; heftigheid; hevigheid; intensiteit; koenheid; kracht; krachtdadigheid; kranigheid; moed; momentum; onversaagdheid; puf; sterkte; stevigheid; stoerheid; stootband; stuwkracht; voortstuwing; voortvarendheid; werklust
|
haberes
|
geldelijk vermogen; vermogen
|
bezittingen; eigendommen
|
hacienda
|
geldelijk vermogen; vermogen
|
haciënda; landgoed
|
poder
|
capaciteit; kracht; macht; vermogen
|
autorisatie; autoriteit; fiat; geven van volmacht; gezag; gouvernement; heerschappij; kabinet; lastbrief; lastgeving; licentie; macht; machtiging; machtigingsformulier; mandaat; procuratie; regering; toestemming; vergunning; volmacht
|
potencia
|
capaciteit; kracht; macht; vermogen
|
bekwaamheid; capaciteit; gezag; graad; kracht; kwaliteit; macht; militaire rang; mogendheden; mogendheid; ter zake kundigheid
|
potencial
|
kracht; macht; vermogen
|
gezag; macht; veldsterkte
|
potestad
|
kracht; macht; vermogen
|
|
riqueza
|
geldelijk vermogen; vermogen
|
financiële middelen; geldmiddelen; kapitaal; luxe; overvloed; pracht; rijkdom; rijkheid; weelde; weelderigheid
|
saber
|
|
handigheid; kneep; kunde; kundigheid; kunst; toer; truc
|
vigencia
|
kracht; macht; vermogen
|
geldigheid; geldigheidsduur; gelding; geldingsdrang; krachtdadigheid; levensduur; lichamelijke geschiktheid; termijn van geldigheid; validiteit
|
vigor
|
kracht; macht; vermogen
|
aandrijving; betrouwbaarheid; degelijkheid; deugdelijkheid; gehardheid; gestaaldheid; krachtdadigheid; kranigheid; pittigheid; soliditeit; stevigheid; stuwkracht; voortstuwing
|
vitalidad
|
kracht; macht; vermogen
|
dynamiek; energie; felheid; fiksheid; groeikracht; kracht; krachtdadigheid; levenskracht; levensmoed; levensvatbaarheid; sterkte; vitaliteit
|
-
|
macht
|
|
Verb | Related Translations | Other Translations |
poder
|
|
iets mogen; mogen
|
saber
|
in staat zijn; kunnen; vermogen
|
gunnen; iets toekennen; kennen; ondervragen; op de hoogte zijn; overhoren; toebedelen; toekennen; toewijzen; uithoren; uitvragen; verhoren; weten
|
ser capaz
|
in staat zijn; kunnen; vermogen
|
|
Not Specified | Related Translations | Other Translations |
capital
|
|
eigen vermogen; kapitaal
|
dominio
|
|
domein
|
Modifier | Related Translations | Other Translations |
fuerza
|
|
dapper; heldhaftig; heroïsch; kloek; moedig; onverschrokken; stout; stoutmoedig
|
potencial
|
|
latent; potentieel
|