Dutch
Detailed Translations for najagen from Dutch to Spanish
najagen:
-
najagen (trachten te verkrijgen; nastreven; vervolgen)
perseguir; cazar; aspirar a; afanarse tras; perseguir judicialmente-
perseguir verb
-
cazar verb
-
aspirar a verb
-
afanarse tras verb
-
Conjugations for najagen:
o.t.t.
- jaag na
- jaagt na
- jaagt na
- jagen na
- jagen na
- jagen na
o.v.t.
- joeg na
- joeg na
- joeg na
- joegen na
- joegen na
- joegen na
v.t.t.
- heb nagejaagd
- hebt nagejaagd
- heeft nagejaagd
- hebben nagejaagd
- hebben nagejaagd
- hebben nagejaagd
v.v.t.
- had nagejaagd
- had nagejaagd
- had nagejaagd
- hadden nagejaagd
- hadden nagejaagd
- hadden nagejaagd
o.t.t.t.
- zal najagen
- zult najagen
- zal najagen
- zullen najagen
- zullen najagen
- zullen najagen
o.v.t.t.
- zou najagen
- zou najagen
- zou najagen
- zouden najagen
- zouden najagen
- zouden najagen
en verder
- ben nagejaagd
- bent nagejaagd
- is nagejaagd
- zijn nagejaagd
- zijn nagejaagd
- zijn nagejaagd
diversen
- jaag na!
- jaagt na!
- nagejaagd
- najagend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for najagen:
Wiktionary Translations for najagen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• najagen | → ambicionar; aspirar | ↔ erstreben — (transitiv), gehoben: nach etwas streben, etwas zu erreichen suchen |
• najagen | → perseguir | ↔ pursue — to aim for |
• najagen | → perseguir; acosar; acuciar; arrear; impeler | ↔ poursuivre — suivre quelqu’un avec application, avec ardeur, courir après quelqu’un dans le dessein de l’atteindre, de le prendre. |