Dutch
Detailed Translations for aankopen from Dutch to Spanish
aankopen:
-
aankopen (kopen; verkrijgen; verwerven; aanschaffen)
Conjugations for aankopen:
o.t.t.
- koop aan
- koopt aan
- koopt aan
- kopen aan
- kopen aan
- kopen aan
o.v.t.
- kocht aan
- kocht aan
- kocht aan
- kochten aan
- kochten aan
- kochten aan
v.t.t.
- heb aangekocht
- hebt aangekocht
- heeft aangekocht
- hebben aangekocht
- hebben aangekocht
- hebben aangekocht
v.v.t.
- had aangekocht
- had aangekocht
- had aangekocht
- hadden aangekocht
- hadden aangekocht
- hadden aangekocht
o.t.t.t.
- zal aankopen
- zult aankopen
- zal aankopen
- zullen aankopen
- zullen aankopen
- zullen aankopen
o.v.t.t.
- zou aankopen
- zou aankopen
- zou aankopen
- zouden aankopen
- zouden aankopen
- zouden aankopen
diversen
- koop aan!
- koopt aan!
- aangekocht
- aankopende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for aankopen:
Wiktionary Translations for aankopen:
aankopen
Cross Translation:
verb
-
door kopen verwerven
- aankopen → comprar; adquirir; procurarse
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• aankopen | → comprar | ↔ purchase — to obtain by paying money or its equivalent; to buy for a price |
• aankopen | → comprar; procurarse | ↔ acheter — Tous sens |
• aankopen | → adquirir | ↔ acquérir — Devenir possesseur par le travail, par l’achat, par l’échange, par contrat ou alors par... (Sens général). |