Dutch
Detailed Translations for bereizen from Dutch to Spanish
bereizen:
-
bereizen
Conjugations for bereizen:
o.t.t.
- bereis
- bereist
- bereist
- bereizen
- bereizen
- bereizen
o.v.t.
- bereisde
- bereisde
- bereisde
- bereisden
- bereisden
- bereisden
v.t.t.
- ben bereisd
- bent bereisd
- is bereisd
- zijn bereisd
- zijn bereisd
- zijn bereisd
v.v.t.
- was bereisd
- was bereisd
- was bereisd
- waren bereisd
- waren bereisd
- waren bereisd
o.t.t.t.
- zal bereizen
- zult bereizen
- zal bereizen
- zullen bereizen
- zullen bereizen
- zullen bereizen
o.v.t.t.
- zou bereizen
- zou bereizen
- zou bereizen
- zouden bereizen
- zouden bereizen
- zouden bereizen
diversen
- bereis!
- bereist!
- bereisd
- bereizende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for bereizen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
recorrer | bereizen | aflopen; doorheen reizen; koers zetten naar; reizen door; rondtrekken; vervoegen; zich begeven naar |
viajar | bereizen | reizen; rondreizen; trekken; zwerven |
viajar por | bereizen | reizen; rondreizen; trekken; zwerven |
External Machine Translations: