Dutch
Detailed Translations for overwinteren from Dutch to Spanish
overwinteren:
-
overwinteren
Conjugations for overwinteren:
o.t.t.
- overwinter
- overwintert
- overwintert
- overwinteren
- overwinteren
- overwinteren
o.v.t.
- overwinterde
- overwinterde
- overwinterde
- overwinterden
- overwinterden
- overwinterden
v.t.t.
- heb overwinterd
- hebt overwinterd
- heeft overwinterd
- hebben overwinterd
- hebben overwinterd
- hebben overwinterd
v.v.t.
- had overwinterd
- had overwinterd
- had overwinterd
- hadden overwinterd
- hadden overwinterd
- hadden overwinterd
o.t.t.t.
- zal overwinteren
- zult overwinteren
- zal overwinteren
- zullen overwinteren
- zullen overwinteren
- zullen overwinteren
o.v.t.t.
- zou overwinteren
- zou overwinteren
- zou overwinteren
- zouden overwinteren
- zouden overwinteren
- zouden overwinteren
diversen
- overwinter!
- overwintert!
- overwinterd
- overwinterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for overwinteren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
invernar | overwinteren | |
pasar el invierno | overwinteren |
Wiktionary Translations for overwinteren:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• overwinteren | → hibernar | ↔ hibernate — winter sleep |
• overwinteren | → hibernar; invernar | ↔ overwinter — to spend the winter (in a particular place) |