Dutch
Detailed Translations for doorsijpelen from Dutch to Spanish
doorsijpelen:
-
doorsijpelen (filteren)
Conjugations for doorsijpelen:
o.t.t.
- sijpel door
- sijpelt door
- sijpelt door
- sijpelen door
- sijpelen door
- sijpelen door
o.v.t.
- sijpelde door
- sijpelde door
- sijpelde door
- sijpelden door
- sijpelden door
- sijpelden door
v.t.t.
- ben doorgesijpeld
- bent doorgesijpeld
- is doorgesijpeld
- zijn doorgesijpeld
- zijn doorgesijpeld
- zijn doorgesijpeld
v.v.t.
- was doorgesijpeld
- was doorgesijpeld
- was doorgesijpeld
- waren doorgesijpeld
- waren doorgesijpeld
- waren doorgesijpeld
o.t.t.t.
- zal doorsijpelen
- zult doorsijpelen
- zal doorsijpelen
- zullen doorsijpelen
- zullen doorsijpelen
- zullen doorsijpelen
o.v.t.t.
- zou doorsijpelen
- zou doorsijpelen
- zou doorsijpelen
- zouden doorsijpelen
- zouden doorsijpelen
- zouden doorsijpelen
diversen
- sijpel door!
- sijpelt door!
- doorgesijpeld
- doorsijpelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for doorsijpelen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
filtrar | filtering; schifting | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
colar | doorsijpelen; filteren | laten doorsijpelen; percoleren |
filtrar | doorsijpelen; filteren | afdruipen; doorlekken; doorzijgen; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; filteren; filtreren; in straaltjes afdruipen; laten doorsijpelen; percoleren; sijpelen; uitdruppelen; uitfilteren; zeven; ziften |
filtrarse | doorsijpelen; filteren | afdruipen; afdruppelen; doordouwen; doordringen; doorzetten; penetreren; uitdruipen; uitdruppelen; uitlekken |