Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. fit:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for fit from Dutch to Spanish

fit:

fit

  1. fit
    el ajuste

Translation Matrix for fit:

NounRelated TranslationsOther Translations
ajuste fit aanpassing; afstelling; afstemmen; afstemming; bijstelling; inregeling; instelling; optimalisatie; scherpstelling
ModifierRelated TranslationsOther Translations
en forma blakend; blakend van gezondheid; fit; getraind; gezond; zonder ziekte florerend; welgesteld; welvarend
entrenado blakend; fit; getraind; gezond bedreven; bekwaam; geoefend
floreciente blakend; fit; getraind; gezond blakend; bloeiend; florerend; florissant; gebloemd; gezond; hooggekleurd; opbloeiend; toenemend in bloei; welgesteld; welvarend; zonder ziekte
pletórico de salud blakend van gezondheid; fit; gezond; zonder ziekte
próspero blakend; fit; getraind; gezond bloeiend; fleurig; florerend; florissant; gelukkig; voorspoedig; voorspoedig verlopend; welgesteld; welvarend
saludable blakend; fit; getraind; gezond blakend; gezond; gezondheids; heilzaam; zegenrijk; zonder ziekte
sano blakend van gezondheid; fit; gezond; zonder ziekte blakend; gaaf; gerechtvaardigd; gewettigd; gezond; onaangetast; op deugdelijke gronden steunend; puntgaaf; volwaardig; welgedaan; zonder ziekte

Related Words for "fit":

  • fitheid

Wiktionary Translations for fit:

fit
adjective
  1. in goede lichamelijke conditie

Cross Translation:
FromToVia
fit sano sain — Qui est de bonne constitution, qui n’a pas de tares en son organisme. Qui n’est pas altéré, qui est en bon état.