Summary
Dutch
Detailed Translations for instappen from Dutch to Spanish
instappen:
-
instappen
Conjugations for instappen:
o.t.t.
- stap in
- stapt in
- stapt in
- stappen in
- stappen in
- stappen in
o.v.t.
- stapte in
- stapte in
- stapte in
- stapten in
- stapten in
- stapten in
v.t.t.
- ben ingestapt
- bent ingestapt
- is ingestapt
- zijn ingestapt
- zijn ingestapt
- zijn ingestapt
v.v.t.
- was ingestapt
- was ingestapt
- was ingestapt
- waren ingestapt
- waren ingestapt
- waren ingestapt
o.t.t.t.
- zal instappen
- zult instappen
- zal instappen
- zullen instappen
- zullen instappen
- zullen instappen
o.v.t.t.
- zou instappen
- zou instappen
- zou instappen
- zouden instappen
- zouden instappen
- zouden instappen
diversen
- stap in!
- stapt in!
- ingestapt
- instappend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for instappen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
subir en | instappen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
montar | instappen | aanbinden; aanknopen; arrangeren; assembleren; beginnen; berijden; bestijgen; betrappen; bevestigen; bijeen voegen; bouwen; combineren; ergens aan bevestigen; iets op touw zetten; in elkaar zetten; in het leven roepen; inrichten; installeren; koppelen; maken; monteren; opbouwen; regelen; samenvoegen; scheppen; snappen; vastmaken; vastzetten |
subir a | instappen | beklimmen |