Summary
Dutch to Spanish: more detail...
-
knuppel:
- porra; maza; cachiporra; garrote; rodete; moño; knut; látigo ruso
- knuppelen:
- Wiktionary:
Dutch
Detailed Translations for knuppel from Dutch to Spanish
knuppel:
-
de knuppel (ploertendoder; knots)
-
de knuppel (knoet)
Translation Matrix for knuppel:
Noun | Related Translations | Other Translations |
cachiporra | knots; knuppel; ploertendoder | gummiknuppel; wapenstok |
garrote | knots; knuppel; ploertendoder | |
knut | knoet; knuppel | |
látigo ruso | knoet; knuppel | kat-met-de-zeven-staarten |
maza | knots; knuppel; ploertendoder | heiblok; valblok; vuisthamer |
moño | knoet; knuppel | borstel; dotje; haarborstel; haarknot; haarkuif; hanenkam; kluwen; knoedel; knoedeltje; knoet; knot; knotje; kuif; vlecht; vlok; wrong |
porra | knots; knuppel; ploertendoder | wapenstok |
rodete | knoet; knuppel |
Related Words for "knuppel":
knuppelen:
-
knuppelen
Conjugations for knuppelen:
o.t.t.
- knuppel
- knuppelt
- knuppelt
- knuppelen
- knuppelen
- knuppelen
o.v.t.
- knuppelde
- knuppelde
- knuppelde
- knuppelden
- knuppelden
- knuppelden
v.t.t.
- heb geknuppeld
- hebt geknuppeld
- heeft geknuppeld
- hebben geknuppeld
- hebben geknuppeld
- hebben geknuppeld
v.v.t.
- had geknuppeld
- had geknuppeld
- had geknuppeld
- hadden geknuppeld
- hadden geknuppeld
- hadden geknuppeld
o.t.t.t.
- zal knuppelen
- zult knuppelen
- zal knuppelen
- zullen knuppelen
- zullen knuppelen
- zullen knuppelen
o.v.t.t.
- zou knuppelen
- zou knuppelen
- zou knuppelen
- zouden knuppelen
- zouden knuppelen
- zouden knuppelen
en verder
- ben geknuppeld
- bent geknuppeld
- is geknuppeld
- zijn geknuppeld
- zijn geknuppeld
- zijn geknuppeld
diversen
- knuppel!
- knuppelt!
- geknuppeld
- knuppelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for knuppelen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
apalear | knuppelen | 'n aframmeling geven; aframmelen; afranselen; afrossen; aftuigen; in elkaar rammen; in elkaar timmeren; toetakelen |
azotar | knuppelen | afranselen; beroeren; iemand raken; iemand toetakelen; iemand treffen; raken; treffen |
batir | knuppelen | beroeren; iemand raken; iemand treffen; inkloppen; klutsen; raken; ranselen; roeren; treffen |
dar una paliza | knuppelen | ranselen |