Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. kwalificeren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for kwalificeren from Dutch to Spanish

kwalificeren:

kwalificeren verb (kwalificeer, kwalificeert, kwalificeerde, kwalificeerden, gekwalificeerd)

  1. kwalificeren

Conjugations for kwalificeren:

o.t.t.
  1. kwalificeer
  2. kwalificeert
  3. kwalificeert
  4. kwalificeren
  5. kwalificeren
  6. kwalificeren
o.v.t.
  1. kwalificeerde
  2. kwalificeerde
  3. kwalificeerde
  4. kwalificeerden
  5. kwalificeerden
  6. kwalificeerden
v.t.t.
  1. ben gekwalificeerd
  2. bent gekwalificeerd
  3. is gekwalificeerd
  4. zijn gekwalificeerd
  5. zijn gekwalificeerd
  6. zijn gekwalificeerd
v.v.t.
  1. was gekwalificeerd
  2. was gekwalificeerd
  3. was gekwalificeerd
  4. waren gekwalificeerd
  5. waren gekwalificeerd
  6. waren gekwalificeerd
o.t.t.t.
  1. zal kwalificeren
  2. zult kwalificeren
  3. zal kwalificeren
  4. zullen kwalificeren
  5. zullen kwalificeren
  6. zullen kwalificeren
o.v.t.t.
  1. zou kwalificeren
  2. zou kwalificeren
  3. zou kwalificeren
  4. zouden kwalificeren
  5. zouden kwalificeren
  6. zouden kwalificeren
en verder
  1. heb gekwalificeerd
  2. hebt gekwalificeerd
  3. is gekwalificeerd
  4. zijn gekwalificeerd
  5. zijn gekwalificeerd
  6. zijn gekwalificeerd
diversen
  1. kwalificeer!
  2. kwalificeert!
  3. gekwalificeerd
  4. kwalificerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for kwalificeren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
calificar kwalificeren benoemen; bestempelen; betitelen; een naam geven; noemen; prijzen; van een prijs voorzien; vernoemen
calificar de kwalificeren benoemen; bestempelen; betitelen
calificarse para kwalificeren zich kwalificeren voor; zich plaatsen

Wiktionary Translations for kwalificeren:

kwalificeren
verb
  1. voldoen aan de voorwaarden om ergens aan mee te kunnen doen

Related Translations for kwalificeren