Summary
Dutch to Spanish: more detail...
- verzoenen:
-
Wiktionary:
- verzoenen → reconciliar, conciliar, avenir
- verzoenen → reconciliar, acordar
Dutch
Detailed Translations for verzoenen from Dutch to Spanish
verzoenen:
Conjugations for verzoenen:
o.t.t.
- verzoen
- verzoent
- verzoent
- verzoenen
- verzoenen
- verzoenen
o.v.t.
- verzoende
- verzoende
- verzoende
- verzoenden
- verzoenden
- verzoenden
v.t.t.
- heb verzoend
- hebt verzoend
- heeft verzoend
- hebben verzoend
- hebben verzoend
- hebben verzoend
v.v.t.
- had verzoend
- had verzoend
- had verzoend
- hadden verzoend
- hadden verzoend
- hadden verzoend
o.t.t.t.
- zal verzoenen
- zult verzoenen
- zal verzoenen
- zullen verzoenen
- zullen verzoenen
- zullen verzoenen
o.v.t.t.
- zou verzoenen
- zou verzoenen
- zou verzoenen
- zouden verzoenen
- zouden verzoenen
- zouden verzoenen
diversen
- verzoen!
- verzoent!
- verzoend
- verzoenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for verzoenen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
ajustir | bijleggen; schikken; verzoenen | bedaren; kalmeren; sussen; tot kalmte manen |
dirimir | bijleggen; schikken; verzoenen | ruzie bijleggen; uitpraten |
Wiktionary Translations for verzoenen:
verzoenen
Cross Translation:
verb
-
vrede laten sluiten
- verzoenen → reconciliar; conciliar; avenir
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verzoenen | → reconciliar | ↔ reconcile — to restore a friendly relationship |
• verzoenen | → acordar | ↔ réconcilier — remettre d’accord ensemble des personnes qui étaient brouiller. |