Summary
Dutch to Spanish: more detail...
-
aanbieden:
- ofrecer; presentar; ofertar; entregar; presentar un proyecto; someter; entablar una querella; presentar un escrito; promover; elevar una instancia; remitir una cuenta; presentar una petición; sacrificar parte de los ingresos; dar; mostrar; parecer; hacer la presentación de; demostrar; exhibir; poner; enseñar; manifestar; representar; aparecer; proyectar; someter a
- Wiktionary:
Dutch
Detailed Translations for aanbieden from Dutch to Spanish
aanbieden:
-
aanbieden (indienen)
ofrecer; presentar; ofertar; entregar; presentar un proyecto; someter; entablar una querella; presentar un escrito; promover; elevar una instancia; remitir una cuenta; presentar una petición; sacrificar parte de los ingresos-
ofrecer verb
-
presentar verb
-
ofertar verb
-
entregar verb
-
someter verb
-
presentar un escrito verb
-
promover verb
-
elevar una instancia verb
-
remitir una cuenta verb
-
-
aanbieden (offreren; presenteren)
-
aanbieden (aanreiken; geven)
-
aanbieden (presenteren; tonen; voorleggen; laten zien; offreren)
Conjugations for aanbieden:
o.t.t.
- bied aan
- biedt aan
- biedt aan
- bieden aan
- bieden aan
- bieden aan
o.v.t.
- bood aan
- bood aan
- bood aan
- boden aan
- boden aan
- boden aan
v.t.t.
- heb aangeboden
- hebt aangeboden
- heeft aangeboden
- hebben aangeboden
- hebben aangeboden
- hebben aangeboden
v.v.t.
- had aangeboden
- had aangeboden
- had aangeboden
- hadden aangeboden
- hadden aangeboden
- hadden aangeboden
o.t.t.t.
- zal aanbieden
- zult aanbieden
- zal aanbieden
- zullen aanbieden
- zullen aanbieden
- zullen aanbieden
o.v.t.t.
- zou aanbieden
- zou aanbieden
- zou aanbieden
- zouden aanbieden
- zouden aanbieden
- zouden aanbieden
diversen
- bied aan!
- biedt aan!
- aangeboden
- aanbiedende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for aanbieden:
Synonyms for "aanbieden":
Related Definitions for "aanbieden":
Wiktionary Translations for aanbieden:
aanbieden
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• aanbieden | → otorgar; dar; confiar | ↔ bequeath — to give; to offer; to commit |
• aanbieden | → presentar | ↔ occur — present itself |
• aanbieden | → ofrecer | ↔ tender — formal: to offer, give |
• aanbieden | → ofrecer | ↔ anbieten — etwas zum Essen, Trinken oder Genuss vorsetzen, bereitstellen |
• aanbieden | → ofertar | ↔ anbieten — etwas zum Kauf, Tausch, Übernahme oder dergleichen ausstellen, bereitstellen |
• aanbieden | → ofrecer; regalar; ofertar; ofrendar | ↔ offrir — présenter quelque chose à quelqu’un, souhaiter qu’il l’accepter. |
• aanbieden | → proponer; ofrecer | ↔ proposer — mettre en avant, de vive voix ou par écrit, pour qu’on l’examiner, pour qu’on en délibérer. |
• aanbieden | → presentar; retratar; representar | ↔ présenter — Traductions à trier suivant le sens |
External Machine Translations: