Summary
Dutch to Spanish: more detail...
- aangesloten:
- aansluiten:
-
Wiktionary:
- aansluiten → empalmar, corresponder, conexionar, comunicar, conectar, juntarse, unirse, ligar, abanderizarse, adherirse, afiliarse, sumarse, incorporarse, añadirse
- aansluiten → conectar, instalar, comunicar, anudar, ligar, atar, encuadernar
Dutch
Detailed Translations for aangesloten from Dutch to Spanish
aangesloten:
-
aangesloten
Translation Matrix for aangesloten:
Adjective | Related Translations | Other Translations |
enlazado | aangesloten | |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
coherente | aangesloten | aaneengesloten; coherent; een eenheid vormend; samenhangend; verbonden; verenigd |
combinado | aangesloten | aaneengesloten; een eenheid vormend; samenhangend; verbonden; verenigd |
juntado | aangesloten | |
reunido | aangesloten | aaneengesloten; bijeengebracht; een eenheid vormend; samenhangend; verbonden; verenigd; verzameld |
Related Words for "aangesloten":
aansluiten:
-
aansluiten (bijvoegen)
-
aansluiten
Conjugations for aansluiten:
o.t.t.
- sluit aan
- sluit aan
- sluit aan
- sluiten aan
- sluiten aan
- sluiten aan
o.v.t.
- sloot aan
- sloot aan
- sloot aan
- sloten aan
- sloten aan
- sloten aan
v.t.t.
- ben aangesloten
- bent aangesloten
- is aangesloten
- zijn aangesloten
- zijn aangesloten
- zijn aangesloten
v.v.t.
- was aangesloten
- was aangesloten
- was aangesloten
- waren aangesloten
- waren aangesloten
- waren aangesloten
o.t.t.t.
- zal aansluiten
- zult aansluiten
- zal aansluiten
- zullen aansluiten
- zullen aansluiten
- zullen aansluiten
o.v.t.t.
- zou aansluiten
- zou aansluiten
- zou aansluiten
- zouden aansluiten
- zouden aansluiten
- zouden aansluiten
diversen
- sluit aan!
- sluit aan!
- aangesloten
- aansluitende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for aansluiten:
Noun | Related Translations | Other Translations |
añadir | bijvoegen; toeleggen; toevoegen | |
conectar | inschakeling; koppelen; koppeling | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
agregar | aansluiten; bijvoegen | aan mengsel toevoegen; aanvullen; bijdoen; bijmengen; bijrekenen; bijsluiten; bijtellen; bijvoegen; completeren; erbij optellen; erbij tellen; erbij voegen; insluiten; optellen; toevoegen; voltallig maken |
añadir | aansluiten; bijvoegen | aanvullen; bijdoen; bijgieten; bijleggen; bijrekenen; bijsluiten; bijtellen; bijvoegen; completeren; erbij optellen; erbij tellen; erbij voegen; extra betalen; geld toe leggen; inschenken; insluiten; intappen; optellen; schenken; serveren; tappen; toevoegen; voltallig maken |
conectar | aansluiten | aandoen; aanmaken; aanzetten; deelnemen; doorverbinden; inschakelen; koppelen; paren; starten; verbinden; verbinding maken |
Antonyms for "aansluiten":
Related Definitions for "aansluiten":
Wiktionary Translations for aansluiten:
aansluiten
Cross Translation:
verb
-
op elkaar volgen
- aansluiten → empalmar; corresponder
-
een verbinding tot stand brengen
- aansluiten → conexionar; comunicar; conectar
-
passend maken
-
bij een groep of organisatie gaan behoren
- aansluiten → abanderizarse; adherirse; afiliarse; sumarse; incorporarse; añadirse
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• aansluiten | → conectar | ↔ connect — to join an electrical or telephone line |
• aansluiten | → instalar | ↔ install — set something up for use |
• aansluiten | → comunicar | ↔ aboucher — (vieilli) Faire trouver deux ou plusieurs personnes dans un lieu pour qu’elles conférer ensemble. |
• aansluiten | → conectar; comunicar | ↔ connecter — joindre, rattacher ensemble deux liens. |
• aansluiten | → anudar; ligar; atar | ↔ nouer — lier au moyen d’un nœud, d'un lien. |
• aansluiten | → ligar; atar; encuadernar | ↔ relier — lier de nouveau, refaire le nœud qui liait et qui est défaire. |