Summary
Dutch
Detailed Translations for afronden from Dutch to Spanish
afronden:
-
afronden (voltooien; completeren; afmaken; beëindigen; afwerken; klaarmaken; volbrengen; volmaken; een einde maken aan; afkrijgen; klaarkrijgen)
-
afronden (laatste gedeelte afmaken; completeren)
Conjugations for afronden:
o.t.t.
- rond af
- rondt af
- rondt af
- ronden af
- ronden af
- ronden af
o.v.t.
- rondde af
- rondde af
- rondde af
- rondden af
- rondden af
- rondden af
v.t.t.
- heb afgerond
- hebt afgerond
- heeft afgerond
- hebben afgerond
- hebben afgerond
- hebben afgerond
v.v.t.
- had afgerond
- had afgerond
- had afgerond
- hadden afgerond
- hadden afgerond
- hadden afgerond
o.t.t.t.
- zal afronden
- zult afronden
- zal afronden
- zullen afronden
- zullen afronden
- zullen afronden
o.v.t.t.
- zou afronden
- zou afronden
- zou afronden
- zouden afronden
- zouden afronden
- zouden afronden
diversen
- rond af!
- rondt af!
- afgerond
- afrondende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for afronden:
Wiktionary Translations for afronden:
afronden
Cross Translation:
verb
-
het vervangen van een getal met te veel decimalen door het meest dichtbije getal met het gewenste aantal decimalen
- afronden → redondear
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• afronden | → truncar | ↔ truncate — shorten a decimal number by removing trailing (or leading) digits; to chop |
• afronden | → redondear | ↔ arrondir — Traductions à trier suivant le sens |