Verb | Related Translations | Other Translations |
callejear
|
banjeren
|
drentelen; flaneren; kuieren; lopen; rondslenteren; slenteren; slungelen; wandelen
|
ir a pie
|
banjeren
|
beroeren; bewegen; in beweging brengen; kuieren; lopen; rondslenteren; slenteren; wandelen
|
pasear
|
banjeren
|
kuieren; lopen; omzwerven; ronddarren; rondlopen; rondslenteren; rondwandelen; rondwaren; rondzwalken; slenteren; wandelen; zwerven
|
pasear lentamente
|
banjeren
|
drentelen; flaneren; kuieren; lopen; rondslenteren; slenteren; wandelen
|
pasearse
|
banjeren
|
flaneren; kuieren; lopen; rondslenteren; slenteren; wandelen
|
trajinar
|
banjeren
|
aanpoten; afbeulen; afjakkeren; afsloven; buffelen; een ongeluk werken; half dood werken; hard werken; kapotwerken; pezen; ploeteren; sappelen; sloven; zich afsloven; zwoegen
|