Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. begrenzing:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for begrenzing from Dutch to Spanish

begrenzing:

begrenzing [de ~ (v)] noun

  1. de begrenzing (limiet; grens)
    el límite; la limitación; la restricción; el límites
  2. de begrenzing (afrastering; afscherming)
    la alambrada

Translation Matrix for begrenzing:

NounRelated TranslationsOther Translations
alambrada afrastering; afscherming; begrenzing afrastering; afscheiding; afschutting; hek; hekwerk; omheining; omrastering; prikkeldraadversperring; raster; rastering; rasterwerk; rooster
limitación begrenzing; grens; limiet inperking; restrictie; voorbehoud; voorwaarde
límite begrenzing; grens; limiet afmeting van omlijning; bandbreedtebeperking; grens; grenswaarde; lijn; limiet; netwerkbandbreedtebeperking; omtrek; schreef; uiterste
límites begrenzing; grens; limiet grenzen; limieten; restrictie; voorbehoud; voorwaarde
restricción begrenzing; grens; limiet beding; beknotting; bepaling; beperking; conditie; criterium; eis; inkrimping; kleiner maken; kriterium; reduceren; restrictie; voorbehoud; voorwaarde
ModifierRelated TranslationsOther Translations
límite maximale

Related Words for "begrenzing":

  • begrenzingen

Wiktionary Translations for begrenzing:

begrenzing
noun
  1. een lijn waarover niet gegaan kan worden

Cross Translation:
FromToVia
begrenzing restricción; limitación; constreñimiento constraint — something that constrains

Related Translations for begrenzing