Summary
Dutch to Spanish: more detail...
- begrenzing:
-
Wiktionary:
- begrenzing → delimitación, limitación, demarcación
- begrenzing → restricción, limitación, constreñimiento
Dutch
Detailed Translations for begrenzing from Dutch to Spanish
begrenzing:
-
de begrenzing (limiet; grens)
-
de begrenzing (afrastering; afscherming)
Translation Matrix for begrenzing:
Noun | Related Translations | Other Translations |
alambrada | afrastering; afscherming; begrenzing | afrastering; afscheiding; afschutting; hek; hekwerk; omheining; omrastering; prikkeldraadversperring; raster; rastering; rasterwerk; rooster |
limitación | begrenzing; grens; limiet | inperking; restrictie; voorbehoud; voorwaarde |
límite | begrenzing; grens; limiet | afmeting van omlijning; bandbreedtebeperking; grens; grenswaarde; lijn; limiet; netwerkbandbreedtebeperking; omtrek; schreef; uiterste |
límites | begrenzing; grens; limiet | grenzen; limieten; restrictie; voorbehoud; voorwaarde |
restricción | begrenzing; grens; limiet | beding; beknotting; bepaling; beperking; conditie; criterium; eis; inkrimping; kleiner maken; kriterium; reduceren; restrictie; voorbehoud; voorwaarde |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
límite | maximale |
Related Words for "begrenzing":
Wiktionary Translations for begrenzing:
begrenzing
Cross Translation:
noun
-
een lijn waarover niet gegaan kan worden
- begrenzing → delimitación; limitación; demarcación
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• begrenzing | → restricción; limitación; constreñimiento | ↔ constraint — something that constrains |