Summary
Dutch to Spanish: more detail...
- betuttelen:
-
Wiktionary:
- betuttelen → poner bajo tutela, tener bajo tutela, tutelar, tratar de modo paternalista, menospreciar
Dutch
Detailed Translations for betuttelen from Dutch to Spanish
betuttelen:
-
betuttelen
Conjugations for betuttelen:
o.t.t.
- betuttel
- betuttelt
- betuttelt
- betuttelen
- betuttelen
- betuttelen
o.v.t.
- betuttelde
- betuttelde
- betuttelde
- betuttelden
- betuttelden
- betuttelden
v.t.t.
- heb betutteld
- hebt betutteld
- heeft betutteld
- hebben betutteld
- hebben betutteld
- hebben betutteld
v.v.t.
- had betutteld
- had betutteld
- had betutteld
- hadden betutteld
- hadden betutteld
- hadden betutteld
o.t.t.t.
- zal betuttelen
- zult betuttelen
- zal betuttelen
- zullen betuttelen
- zullen betuttelen
- zullen betuttelen
o.v.t.t.
- zou betuttelen
- zou betuttelen
- zou betuttelen
- zouden betuttelen
- zouden betuttelen
- zouden betuttelen
diversen
- betuttel!
- betuttelt!
- betutteld
- betuttelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for betuttelen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
criticar | betuttelen | aanmerking maken; afkraken; bediscussiëren; bekritiseren; beoordelen; bepraten; berispen; bespreken; doorpraten; doorspreken; fel bekritiseren; goed- of afkeuren; hekelen; katten; kraken; kritiseren; loskrijgen; losmaken; lostornen; manen; neerhalen; omlaaghalen; praten over; recenseren; terechtwijzen; tornen; uithalen; uittrekken; vermanen; vitten; waarschuwen |
critiquizar | betuttelen | |
tratar como a un niño | betuttelen |
Wiktionary Translations for betuttelen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• betuttelen | → poner bajo tutela; tener bajo tutela; tutelar; tratar de modo paternalista | ↔ bevormunden — (transitiv) eine Person oder eine Gruppe von Personen (Staat, Staatsbürger, Gruppe etc.) nicht selbstständig denken, entscheiden oder handeln lassen |
• betuttelen | → menospreciar | ↔ patronize — To assume a tone of unjustified superiority |