Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. brommen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for bromt from Dutch to Spanish

brommen:

brommen verb (brom, bromt, bromde, bromden, gebromd)

  1. brommen (over iets mopperen; kankeren; klagen; )
  2. brommen (zoemen)
    zumbar

Conjugations for brommen:

o.t.t.
  1. brom
  2. bromt
  3. bromt
  4. brommen
  5. brommen
  6. brommen
o.v.t.
  1. bromde
  2. bromde
  3. bromde
  4. bromden
  5. bromden
  6. bromden
v.t.t.
  1. heb gebromd
  2. hebt gebromd
  3. heeft gebromd
  4. hebben gebromd
  5. hebben gebromd
  6. hebben gebromd
v.v.t.
  1. had gebromd
  2. had gebromd
  3. had gebromd
  4. hadden gebromd
  5. hadden gebromd
  6. hadden gebromd
o.t.t.t.
  1. zal brommen
  2. zult brommen
  3. zal brommen
  4. zullen brommen
  5. zullen brommen
  6. zullen brommen
o.v.t.t.
  1. zou brommen
  2. zou brommen
  3. zou brommen
  4. zouden brommen
  5. zouden brommen
  6. zouden brommen
diversen
  1. brom!
  2. bromt!
  3. gebromd
  4. brommend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for brommen:

NounRelated TranslationsOther Translations
zumbar bijengegons; bijengezoem
VerbRelated TranslationsOther Translations
gruñir brommen; kankeren; klagen; mopperen; morren; over iets mopperen; pruttelen foeteren; grauwen; grommen; kankeren; klagen; knorren; knorrend geluid maken; misnoegen uiten; morren; murmeren; ontevreden mompelen; op vuur pruttelen; over iets mopperen; pruttelen; ronken; sakkeren; smoren; snauwen; snorren; stoffen; sudderen; uitbrander geven; zagen; zemelen; zeuren
refunfuñar por una cosa brommen; kankeren; klagen; mopperen; morren; over iets mopperen; pruttelen
zumbar brommen; zoemen dreinen; drenzen; dwingend huilen; gonzen; jengelen; op vuur pruttelen; pruttelen; ruisen; sakkeren; smoren; stoffen; sudderen; suizelen; suizen; tuiten; zoemen; zoeven

Wiktionary Translations for brommen:


Cross Translation:
FromToVia
brommen canturrear; tararear hum — to make sound with lips closed
brommen zurriar whirr — To move or vibrate (something) with a buzzing sound
brommen zumbar; ronronear; canturrear bourdonner — À trier
brommen murmurar murmurer — Traductions à trier suivant le sens
brommen ronronear; zumbar; canturrear ronronnerfaire entendre les ronrons, émettre un ronflement sourd et continu, en parlant d'un chat ou d'un félin, qui exprime en général son contentement.