Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. demobiliseren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for demobiliseren from Dutch to Spanish

demobiliseren:

demobiliseren verb (demobiliseer, demobiliseert, demobiliseerde, demobiliseerden, gedemobiliseerd)

  1. demobiliseren (afzwaaien)

Conjugations for demobiliseren:

o.t.t.
  1. demobiliseer
  2. demobiliseert
  3. demobiliseert
  4. demobiliseren
  5. demobiliseren
  6. demobiliseren
o.v.t.
  1. demobiliseerde
  2. demobiliseerde
  3. demobiliseerde
  4. demobiliseerden
  5. demobiliseerden
  6. demobiliseerden
v.t.t.
  1. ben gedemobiliseerd
  2. bent gedemobiliseerd
  3. is gedemobiliseerd
  4. zijn gedemobiliseerd
  5. zijn gedemobiliseerd
  6. zijn gedemobiliseerd
v.v.t.
  1. was gedemobiliseerd
  2. was gedemobiliseerd
  3. was gedemobiliseerd
  4. waren gedemobiliseerd
  5. waren gedemobiliseerd
  6. waren gedemobiliseerd
o.t.t.t.
  1. zal demobiliseren
  2. zult demobiliseren
  3. zal demobiliseren
  4. zullen demobiliseren
  5. zullen demobiliseren
  6. zullen demobiliseren
o.v.t.t.
  1. zou demobiliseren
  2. zou demobiliseren
  3. zou demobiliseren
  4. zouden demobiliseren
  5. zouden demobiliseren
  6. zouden demobiliseren
diversen
  1. demobiliseer!
  2. demobiliseert!
  3. gedemobiliseerd
  4. demolibiserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for demobiliseren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
acabar la mili afzwaaien; demobiliseren
desmovilizar afzwaaien; demobiliseren
despedir de la mili afzwaaien; demobiliseren
salir de la mili afzwaaien; demobiliseren

Wiktionary Translations for demobiliseren:

demobiliseren
verb
  1. militair|nld politiek|nld tot vredessterkte terugbrengen