Dutch
Detailed Translations for dopen from Dutch to Spanish
dopen:
Conjugations for dopen:
o.t.t.
- doop
- doopt
- doopt
- dopen
- dopen
- dopen
o.v.t.
- doopte
- doopte
- doopte
- doopten
- doopten
- doopten
v.t.t.
- heb gedoopt
- hebt gedoopt
- heeft gedoopt
- hebben gedoopt
- hebben gedoopt
- hebben gedoopt
v.v.t.
- had gedoopt
- had gedoopt
- had gedoopt
- hadden gedoopt
- hadden gedoopt
- hadden gedoopt
o.t.t.t.
- zal dopen
- zult dopen
- zal dopen
- zullen dopen
- zullen dopen
- zullen dopen
o.v.t.t.
- zou dopen
- zou dopen
- zou dopen
- zouden dopen
- zouden dopen
- zouden dopen
en verder
- ben gedoopt
- bent gedoopt
- is gedoopt
- zijn gedoopt
- zijn gedoopt
- zijn gedoopt
diversen
- doop!
- doopt!
- gedoopt
- dopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for dopen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
bautizar | dopen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
bautizar | dopen | |
mojar | dopen | besproeien; bespuiten; bevochtigen; nat maken; sproeien |
Related Words for "dopen":
Wiktionary Translations for dopen:
dopen
Cross Translation:
verb
-
iets in een vloeistof steken
-
iemand ritueel met water besprenkelen of erin onderdompelen en zodoende tot een geloof toelaten
- dopen → bautizar; acristianar; cristianar
-
een naam geven
-
voor het eerst ondergaan
- dopen → bautizar
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• dopen | → bautizar | ↔ baptiser — (religion) rendre chrétien par le baptême. |