Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. examen afnemen:


Dutch

Detailed Translations for examen afnemen from Dutch to Spanish

examen afnemen:

examen afnemen verb (neem examen af, neemt examen af, nam examen af, namen examen af, examen afgenomen)

  1. examen afnemen

Conjugations for examen afnemen:

o.t.t.
  1. neem examen af
  2. neemt examen af
  3. neemt examen af
  4. nemen examen af
  5. nemen examen af
  6. nemen examen af
o.v.t.
  1. nam examen af
  2. nam examen af
  3. nam examen af
  4. namen examen af
  5. namen examen af
  6. namen examen af
v.t.t.
  1. heb examen afgenomen
  2. hebt examen afgenomen
  3. heeft examen afgenomen
  4. hebben examen afgenomen
  5. hebben examen afgenomen
  6. hebben examen afgenomen
v.v.t.
  1. had examen afgenomen
  2. had examen afgenomen
  3. had examen afgenomen
  4. hadden examen afgenomen
  5. hadden examen afgenomen
  6. hadden examen afgenomen
o.t.t.t.
  1. zal examen afnemen
  2. zult examen afnemen
  3. zal examen afnemen
  4. zullen examen afnemen
  5. zullen examen afnemen
  6. zullen examen afnemen
o.v.t.t.
  1. zou examen afnemen
  2. zou examen afnemen
  3. zou examen afnemen
  4. zouden examen afnemen
  5. zouden examen afnemen
  6. zouden examen afnemen
diversen
  1. neem examen af!
  2. neemt examen af!
  3. examen afgenomen
  4. examen afnemend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for examen afnemen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
examinar examen afnemen aankijken; aftasten; afwegen; bekijken; beproeven; beschouwen; bestuderen; bevoelen; bezichtigen; blikken; blikken werpen; controleren; doorvorsen; examineren; exploreren; gadeslaan; inspecteren; keuren; monsteren; monsters nemen; ondervragen; onderzoeken; overdenken; overhoren; overwegen; proberen; schouwen; speuren; testen; toeschouwen; toetsen; uithoren; uitproberen; uitvragen; verhoren; vorsen
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
examinar bladeren; browsen; zoeken

Related Translations for examen afnemen